Vorige zaterdag trotseerde ik de barre vrieskou en baande ik me een weg door de mist voor mijn wekelijkse ochtendwandeling. Ik volgde de kattebeek en bevond me, niet zover van huis, op de boerenbuiten. Het was intussen halfweg in de voormiddag, de winterzon deed nog steeds haar best om de mist te verdrijven, maar slaagde daar maar moeizaam in.




Het povere zonlicht zorgde af en toe voor een vreemde rozige gloed in de lucht.


Ik vervolgde mijn weg langs akkers en velden die er kouwelijk bijlagen.



De zon had nog wel wat werk voor de boeg om de mist helemaal op te ruimen. Mijn handen deden pijn van de kou. Door artrose kan ik maar moeilijk kou verdragen en daarom trok ik mijn thermisch isolerende duimwanten aan. Die zijn lekker warm, maar erg onhandig als je wil fotograferen. Dus stopte ik, na dit laatste kiekje, mijn fototoestel maar terug in z’n tas. Niet erg, ik was toch bijna aan het einde van mijn wandellus gekomen.

Toen ik thuiskwam zag ik, voor ik naar binnen ging, door het keukenraam Vrouwtjelief achter het fornuis staan. Ik snoof de geur op van verse groentensoep. Een tas warme soep, dat was net wat ik nodig had.