We hadden uiteindelijk de archeologische site van Ename bereikt, dat enkele honderden meters achter het provinciaal erfgoedcentrum ligt. Hier stond ooit de Sint-Salvatorabdij van Ename.
Eerst stond er een burcht die de grens van het Heilig Roomse Rijk met Frankrijk moest beschermen. Maar in 1033 werd de burcht ingenomen door Boudewijn IV, de graaf van Vlaanderen. Diens zoon, Boudewijn V hervormde, op verzoek van zijn vrouw, het militair bolwerk tot een abdij ten bate van de benedictijnen orde. In de eeuwen die daarop volgden vestigden boeren en werklieden zich rondom de abdij en werd de abdij in de streek het centrum van het leven.
Uit de “Flandria Illustrata” door Anonius Sanderius (1641)
Dat bleef zo tot 1794 wanneer de Franse revolutionairen de abdij lieten sluiten en afbreken. Later werden met de afgebroken stenen huizen gebouwd in Ename.
Het eerste archeologisch onderzoek op deze site werd reeds gedaan in 1946, wanneer de grondvesten van de abdijkerk werden blootgelegd. Sinds 1982 zijn de opgravingswerken op systematische en grootschalige wijze hervat. Niet alleen de grondvesten van de abdij werden in kaart gebracht, maar ook de grondvesten van de oorspronkelijke burcht.
De rijke archeologische vonsten die op deze site werden gedaan worden bewaard in het Provinciaal Archeologisch Museum (PAM) in Ename. Men kan er ook een virtuele middeleeuwse rondwandeling maken in en rondom de abdij.
We hadden het provinciaal erfgoedcentrum in Ename verlaten en volgden achter het gebouw het wandelpad dat naar het archeologisch park leidde.
Langs het wandelpad was in laagstaand water een rietveld aangelegd. Ik zag er een reiger tussen het riet waden. Toen we naderbij kwamen sloeg hij gealarmeerd zijn vleugels open. Ik had jullie graag een prachtige foto getoond van een opstijgende reiger, maar ik was hopeloos te laat. Nog voor ik mijn fototoestel klaar had en had scherp gesteld was de vogel al gaan vliegen.
Wat verder was het pad afgezoom met weelderig bloeiende klaprozen.
Toen kwamen we bij een volkstuintje aan. Een kleine groententuin die er beetje verwaarloosd bijlag. De klaprozen hadden zich tussen de groentebedden weten te wringen en overwoekerden min of meer het hele tuintje.
En dan kwamen we uiteindelijk bij het bord aan dat de toegang naar de archeologische site aanwees.
Een kort gemaaid pad in het gras leidde ons er naartoe.
Op de bovenverdieping van het provinciaal erfgoedcentrum in Ename loopt een uitgebreide kunsttentoonstelling van landschapsschilderijen met de molen als centraal thema. Er zijn talrijke werken te zien van befaamde kunstenaars uit de Latemse school zoals Valerius de Saedeleer, Emile Claus, Gustave De Smet, Albert Saverys, Albijn Van den Abeele en Frits Van den Berghe. Daarnaast hangen er ook werken van kunstenaars uit de Dendermondse school, waarvan Franz Courtens, Leo Spanoghe en Louis Jacobs de meest bekende zijn. Ik maakte er enkele sfeerbeelden.
Leo Spanoghe – Landschap met boer bij windmolen (1920)
Franz Courtens – Landschap met molen (1890)Constant Permeke – Landschap met molen te Tiegem (ca.1920)Valerius de Saedeleer
Schilderijen van idyllische landschappen uit vervlogen tijden, die stuk voor stuk werden vervaardigd door grootmeesters in de schilderkunst. De tentoonstelling “Naar molens kijken” is absoluut een bezoekje waard. Wij verlieten welgezind het erfgoedcentrum. Maar achter het gebouw in Ename is nog iets interessants te zien. Geen molen en ook geen kunst. Maar wel een abdij van de paters Benedictijnen of wat er nog van rest. Daarover vertel ik een volgende keer meer.
Samen met het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen organiseren de erfgoedsite Mola en het provinciaal erfgoedcentrum in Ename momenteel een expo over het aloude ambacht van de molenaar. Een ambacht dat door de UNESCO is erkend als immatereel erfgoed.
Op 11 juni gingen wij een kijkje nemen in het erfgoedcentrum van Enname, waar aan de hand van maquettes, beelden en verhalen de geschiedenis van de molen uit de doeken wordt gedaan.
Windmolens associeert men vooral met Nederland, waar men nog steeds de meeste en de mooiste molens aantreft. Iedereen denkt dan ook dat de windmolens uit Nederland vandaan komen, maar dat blijkt niet te kloppen.
In de Romeinse tijd kende men reeds de watermolen en tijdens de Han-dynastie (25-220 na Chr.) zouden er in China reeds windmolens hebben gestaan. De oudste geschreven documenten die op het bestaan van een windmolen in onze contreien wijzen, komen uit Zuid-Engeland en Noord-West Frankrijk. De allereerste windmolen, zoals wij die kennen, zou rond het jaar 1180 in Normandië zijn gebouwd. Maar wetenschappers hebben recent ontdekt dat reeds honderd jaar daarvoor, omstreeks 1040, windmolens werden gebouwd in het graafschap Vlaanderen.
In het middeleeuws feodaal tijdperk waren landeigenaars ook eigenaar van water en wind. In hun heerlijkheid werden molenaars gedwongen om, in ruil voor een stuiver, al het gemalen graan af te staan aan de kasteelheer. Zij die het waagden om voor eigen rekening te malen werden met harde hand gestraft.
Jan Brueghel de Oude (1607)
Het is niet bekend wie het mechanisme van de molen heeft uitgevonden, maar het moet een genie zijn geweest die zijn tijd ver vooruit was. De huidige motor in voertuigen is nog steeds gebaseerd op hetzelfde mechanisch principe als dat van de windmolen.
In de 14de eeuw begon men in Nederland aan een heuse inhaalbeweging. Vooral in de 15de en 16de eeuw werden volop windmolens gebouwd in Nederland. In hun vlakke land konden de molens immers heel wat wind opvangen.
De geschiedenis van de Nederlandse molen komt in deze tentoonstelling ook ruim aan bod. Dat er bij de bouw van een molen ook wiskundige kennis aan te pas komt bewijst het middeleeuws handboek, uitgegeven in Amsterdam, dat naast enkele miniatuurmolens (replica’s van ooit echt bestaande molens in Nederland) is opgesteld.
In het museum is eveneens een maquette te zien van een rosmolen, waarbij paarden werden aangespannen aan een lange, gebogen balk die verbonden was met een spoorwiel of tandrad die de molensteen aandreef.
Op de bovenverdieping van het museum loopt een tentoonstelling over molens in de kunst. Molens zijn voor landschapsschilders steeds een bron van inspiratie geweest. Op die bovenverdieping gaan we volgende keer een kijkje nemen.
Vorige week, op de dag van m’n verjaardag, werd ik wakker met lichte hoofdpijn. Daar zat misschien de tweede vaccinatiespuit tegen covid-19, die ik de avond tevoren had gekregen, voor iets tussen? Maar in de loop van de dag ging het beter en maakten wij een leuke uitstap naar een interessant museum en erfgoedsite in Ename. Na die uitstap reden wij richting Oudenaarde voor een natje en een droogje op de Grote Markt aldaar.
Het was mijn allereerste terrasje in maanden. Met het prachtige weer was het heerlijk genieten, nu het weer mocht en kon.
En terwijl we daar zaten te genieten onder een parasol kon ik het niet laten om nog enkele kiekjes te maken van het mooie, oud stadhuis van Oudenaarde, waarin nu ook een museum is gevestigd en waar ik twee jaar geleden ging kijken naar een schitterende tentoonstelling over Adriaan Brouwer. De Koninklijke fontein, zoals ze wordt genoemd, die voor het stadhuis staat, werd in 1677 aan de stad Oudenaarde geschonken door de Franse koning Lodewijk XIV. Op het moment dat wij er waren was de fontein helaas niet aan het spuiten.
Over ons bezoek aan de erfgoedsite in Ename vertel ik later meer.