Op zondag 21 augustus trok een bonte stoet door de straten van onze stad. Het waren schuttersgilden en allerhande schuttersverenigingen uit verschillende landen van Europa die er een optocht hielden. Ik stond langs het parcours en maakte er enkele beelden van deze merkwaardige, maar kleurrijke optocht.
Nog veel meer mooie foto’s van deze bijzondere optocht kan je zien op de blog van Fotorantje.
In het Museum van Deinze en de Leiestreek (Mudel) loopt nog steeds een tentoonstelling omtrent de geschiedenis van de schuttersgilden, waarover ik eerder dit jaar reeds een berichtje op deze blog plaatste. Die tentoonstelling is er omwille van het “Europees Schutterstreffen”, een driejaarlijks feest waarbij schutterijen en schuttersgilden uit gans Europa elkaar ontmoeten. Vorige week gebeurde dat in onze stad Deinze. Op zaterdag waren er Konings- en Prinsenschietingen op het terrein van de Sint-Sebastiaansgilde van Deinze. Zowel handboogschutters, als kruisboogschutters en geweerschutters waren er welkom. Het was vooral een gezellig samenzijn. Tussendoor werd er geschoten naar vogels die zich in blauwe bakken op hoogtewerkers bevonden. Dat bleek zo gedaan te zijn om organisatorische redenen.
Op zondag was er dan een optocht door de centrumstraten van onze stad van ongeveer 250 schuttersgroepen. Vrouwtjelief en ik gingen een kijkje nemen. Het was meteen ook onze eerste gezamelijke uitstap in bijna tien maanden. We hadden langs het parcours zelfs een bankje gevonden zodat Vrouwtjelief niet de hele tijd hoefde recht te staan. Intussen maakte ik wat kiekjes van fanfares en trommelaars, maar vooral van markante figuren van allerlei pluimage, die voorbij kwamen.
Om de dames op deze foto beter tot hun recht te laten komen, heb ik de achtergrond gewist.
Volgende keer nog meer sfeerbeelden van deze, toch wel merkwaardige optocht.
Vorige week bleken plots sommige links en widgets in de linkerkolom van deze blog op mysterieuze wijze te zijn verdwenen en niet meer terug te halen. Er zat niets anders op dan de hele lay-out van de blog om te gooien. Maakt niet uit, het merendeel staat nu terug netjes waar het hoort te staan.
Doordat Vrouwtjelief zo ziek is geworden, waren de laatste weken en maanden ook voor mij nogal zenuwslopend. Om het hoofd een beetje te kunnen leegmaken probeer ik af en toe, tussen alle beslommeringen door, een kleine wandeling te maken. Gewoon, hier ergens in de buurt of niet te ver weg. Na alle grijze, mistige dagen van de week ervoor, scheen vorige maandag de hele dag het zonnetje. Vrouwtjelief was rond de middag ingedommeld in de sofa. Voor mij een ideaal moment om op stap te gaan. Ik reed met de fiets naar het stadsbos van Deinze. Ik liet mijn stalen ros achter bij de ingang van het domein en maakte een deugddoende winterwandeling in de bosdreef. In en rondom het bos maakte ik enkele sfeerfoto’s.
Klik op een afbeelding voor een slideshow op groter formaat
Met mijn fiets aan de hand had ik via het vlonderpad de meersen overgestoken, nabij het mini-dorp “Zeveren”. Eenmaal aan de overkant fietste ik verder langsheen een mooi natuurgebied.
Volgens “Natuurpunt” heet het hier de “Zeverenbeekvallei”, een beschermd natuurgebied van 200 hectaren dat bestaat uit diverse biotopen, zoals meersen, dotterhooilanden en broekbossen. Dit natuurgebied ontstond na de ijstijden, toen hier een moeras van een metersdikke veenlaag werd gevormd.
Ik trapte gezwind verder langs een kaarsrecht macadam-baantje, met links van mij een bos en aan mijn rechterkant malse weiden, tot ik bij enkele boerderijen aankwam.
Zo reed ik ook voorbij het hoevetje waar kunstenaar Juul Claeys woonde. Toen Juul Claeys hier in 1966 zijn intrek nam, maakte hij van de stal en de duiventoren, aanpalend aan de woning, zijn atelier.
Juul Claeys werd geboren in 1930. Hij combineerde vanaf 1964 het beroep van piloot met een opleiding aan de academies van Gent en Deinze. Hij ging in de leer bij Jan Burssens,Armand Blondeel en Roger Raveel en werd in 1972 zelf leraar aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten in Deinze. De kunstenaar debuteerde in een vrij klassieke stijl en evolueerde naar abstract expressionisme. Hij overleed in 2002.
Omgeven door groen en natuurschoon, fietste ik verder in de richting van het dorpscentrum van Zeveren…
… tot ik aan het dorpspleintje kwam waar de Sint-Amanduskerk staat.
De deur stond open en ik ging even binnepiepen in dit stemmig kerkje.
Op het pleintje voor de kerk staat nog steeds een schandpaal. Deze staat hier al sinds de middeleeuwen en werd tot in de 19e eeuw gebruikt. De paal die er nu staat is slechts een kopie van de originele paal, die tijdens de Tweede Wereldoorlog ernstig beschadigd werd. Wat er nog rest van de oorspronkelijke paal wordt bewaard in het Museum van Deinze en de Leiestreek.
Bij deze schandpaal eindigde mijn rit. Het was tijd om huiswaarts te keren. Net zoals het bruggetje van daarnet, was dit een fietstochtje van niks. Maar voor mij volstond het om het algemeen welzijn van mijn gewrichten te onderhouden en te genieten van een fijne nazomerdag. 🙂
Mijn kinesiste raadt mij herhaaldelijk aan om te gaan fietsen of zwemmen. Zwemmen doe ik niet, daarvoor vind ik het water véél te nat. Ik probeer wel iedere dag minstens één fietstochtje te doen. Meestal hou ik het bij korte fietstochtjes van hooguit tien kilometer. Mijn fototoestel laat ik dan doorgaans thuis, want fietsen en tegelijk foto’s nemen is een moeilijk uitvoerbaar plan. Maar op een mooie nazomerdag in september stak ik toch voor één keer de camera in m’n fietstas. Voor het fietstochtje dat ik in m’n hoofd had moest ik eerst door het centrum van onze stad. Daar al fietsend foto’s nemen zou zelfmoord zijn, maar toen ik bij de brug over de Leie kwam stapte toch ik even af om een kiekje te maken. Deze brug heet officieel “De Kromme brug”, maar wordt in de volksmond de “bananenbrug” genoemd, omdat ze vanuit de lucht gezien de vorm van een banaan heeft.
Het is even flink doorduwen op de pedalen om de brug al fietsend over te geraken. Gelukkig heb ik een elektrisch motortje dat mij daarbij helpt. Vandaar reed ik naar de “Oude Brugse Poort” in Deinze. Helemaal aan het einde van die straat, net voor een superdruk kruispunt, sloeg ik rechts een klein straatje in, waar je alleen met de fiets in kan. Op het eerste zicht lijkt het een straatje dat aan het einde doodloopt op een maïsveld.
Maar achter de hoek, voorbij een helemaal verroeste bol op een paal, ligt er een smal pad, dat tussen de maïsvelden verder loopt.
Vanaf daar liet ik het drukke stadsverkeer achter mij. Eenmaal de maïsvelden voorbij kwam ik in een natuurgebied terecht. Ik volgde verder het fietspad tot ik uitkwam aan “Zeveren Planke”. Da’s een naam die voor mensen die niet van onze streek zijn wellicht een beetje vreemd in de oren klinkt. “Zeveren” is een klein dorpje, niet meer dan een gehucht eigenlijk, dat aan de overkant van deze meersen ligt. Het dorp maakt deel uit van de stad Deinze. De naam “Zeveren” heeft niets te maken met het Vlaams dialectwoord voor “onzin vertellen”. De naam van het dorpje vindt zijn oorsprong in de 12e eeuw bij het geslacht “Severne” die in de middeleeuwen de heerlijkheid Severne beheerden.
Het woord “Planke” is dan weer de plaatselijke dialectvorm van “plank”. Hier een beetje verder stroomt de “Zeverenbeek” waarover vroeger een primitief brugje lag dat enkel bestond uit een eenvoudige houten plank. In de volksmond noemt men deze plek van oudsher “Zeveren Planke” en intussen is dat ook de officiële benaming.
Nog niet zo lang geleden heeft men een vlonderpad aangelegd langs waar men te voet of per fiets de uitgestrekte meersen in dit natuurgebied kan oversteken, zonder in de moerassige bodem weg te zinken of de vegetatie te beschadigen.
Je moet over flink wat stuurvaardigheid beschikken om over dit smalle vlonderpad te fietsen. Als je per ongeluk met je wielen naast het pad terecht komt maak je geheid een lelijke tuimeling. Ik stapte daarom wijselijk van m’n fiets en leidde hem aan de hand over het pad. Tegelijk nam ik ook wat foto’s en beantwoordde ik een sms-berichtje dat mijn vrouw had gestuurd. En dan durven ze nog beweren dat een man niet kan multitasken. 🙂
Zo kwam ik bij de Zeverenbeek, waar ooit de bewuste plank lag, maar waar nu toch een steviger brugje ligt.
Maar blijkbaar vind men het brugje nog steeds een “bruggetje van niks”. Althans volgens het bord dat bij het brugje werd geplaatst. Maar dat “bruggetje van niks” slaat dan weer op de houten plank van vroeger. Op de foto uit 1972 staan twee jongetjes die op de houten plank de beek oversteken. De foto is helaas door het zonlicht helemaal weg gedeemsterd. Maar daaronder staat een gedicht. Het is een gedicht van wijlen Martin Carette, die van 2010 tot 2013 de stadsdichter van Deinze was. Ik vond het geen gedichtje van niks, integendeel. Ik wil het hier graag nog even overschrijven.
Bruggetje van niks
traagheid, alsof men door het water van de dagen waadt, dat gestage raderwerk van verlaten en bewaren : gezichten, bijvoorbeeld, en mensen, namen soms niet meer dan een aanwaaiende klank een vage glimlach, de krachtige schaterlach van een bos en wat er verder nog kan worden bewaard minimale dorpen, hun minimale aders- straatjes, paden beekjes, waaroverheen een plank bruggetje van niks, draagvlak van dromen en de graagte van het hervinden, de thuiskomst, abstractie van een heilzame traagte.
In het fotoarchief van het Museum van Deinze en de Leiestreek, waar ik als vrijwilliger werk, bevindt zich ook een collectie oude post- en prentkaarten uit de Leiestreek. Ruim honderd jaar geleden waren postkaarten enorm populair. Er waren duizenden postkaarten in omloop over de meest uiteenlopende onderwerpen. Voor zowat elke gelegenheid, of gewoon zomaar om contact te houden of een boodschap over te brengen, werd een kaartje gestuurd. Postkaarten waren de sociale media van die tijd. Voor heemkundigen zijn ze nu van onschatbare waarde als bron van informatie.
Bij het archiveren van de postkaartencollectie van het museum, stuit ik soms op merkwaardige zaken. Zo werden afdrukken van foto’s aan het begin van de vorige eeuw vaak ingekleurd, omdat kleurenfotografie uiteraard nog niet bestond. Bij het inkleuren liet men al eens de fantasie de vrije loop. Zoals bij deze twee postkaarten, die op het eerste zicht totaal verschillend lijken. Maar bij nader toezien blijkt het twee keer om dezelfde foto te gaan. Van de ene postkaart heeft men een mooi ingekleurd tafereel gemaakt.
Bij de andere postkaart heeft men van dezelfde foto op “artistieke wijze” een nachteffect proberen te bekomen.
In die tijd werd het wel vaker gedaan, op kunstmatige wijze een nachtopname gecreëerd bij de afdruk van een foto. Het was een soort van “photoshop avant la lettre”. Een postkaart van de Markt van Deinze, bijvoorbeeld, heeft men zodanig bijgewerkt om een donkere nacht te suggereren, dat men er zelfs de lichtstralen van de fietslantaarns heeft bijgetekend. Ook het maantje en de wolken werden er bij geschilderd. De originele foto is amper nog te herkennen.
(Klik op de afbeeldingen om te vergroten)
De techniek om van een zwart-wit-negatief een kleurenafdruk te maken noemde men fotochromie. Hierbij werd gebruikgemaakt van vier tot soms meer dan tien beelddragers, één voor elke kleur die men gebruikte. Het te drukken gedeelte van het beeld werd per kleur fotografisch uitgefilterd en vervolgens op de beelddrager (= een gravure-plaat ofwel een lithografie steen) overgebracht. De kleurenafdruk werd bekomen door op hetzelfde blad papier achtereenvolgens een afdruk te maken van alle uitgefilterde beelden, telkens met een andere inktkleur.