Erfenis van de Koude Oorlog.

Onze zoon was deze zomer op vakantie in het mooie Heuvelland, in de verre Westhoek. We zijn hem daar een keertje gaan opzoeken. Ik was helaas mijn fototoestel vergeten. Voor dit postje mocht ik gelukkig enkele foto’s lenen die Zoonlief met z’n gsm heeft genomen.

We brachten een bezoek aan de Commandobunker Kemmel, die zich bevindt in de buik van de Kemmelberg. Deze enorme bunker werd gebouwd in volle Koude Oorlog, ergens begin jaren vijftig. Toen was het bestaan van deze bunker een strikt militair geheim. Het was een coördinatiebunker voor de West-Europese luchtverdediging. Het is een zeldzame getuige van de toen gespannen situatie tussen de communistische wereld en het Westen.
Maar na de val van de Berlijnse muur in 1989 verloor hij zijn nut en bleef de bunker ongebruikt achter. Omdat men vond dat deze site te waardevol was om te laten verloren gaan, bouwde men de bunker om tot een museum.
Voor de ingang ervan staat een origineel stuk van de Berlijnse muur opgesteld.

De Commandobunker heeft drie verdiepingen onder de grond en telt meer dan vijftig lokalen. De tijd is er als het ware blijven stil staan. Alles is zoveel mogelijk in originele staat behouden.

Allerhande toestellen, voor die tijd ultra modern en zeer geheim materiaal, staan er opgesteld.

Er zijn kantoren ingericht, uitgerust met telefoon en telexen. Overal hangen landkaarten aan de muur.

Er is ook een verpleegpost.

De “Operation Room”, was destijds het zenuwcentrum van de bunker. Aan de wanden bevinden zich weer zeer gedetailleerde landkaartenwaar en een negen meter lange tijdsbalk.

Boven de “Operation Room” zijn er ruimtes, een soort kantoren, van waaruit men de besprekingen beneden kon volgen en van hieruit informatie kon doorsturen. Je kan hier nog steeds de zenuwachtige gespannenheid voelen van de militairen die hier indertijd rondliepen of vergaderden.

Infoborden, touchscreens, uniek beeldmateriaal en authentieke voorwerpen verduidelijken er de rol van de NAVO en het Belgisch leger tijdens de Koude oorlog. Wij vonden het een interessant museum dat je confronteert met een kille en gevaarlijke periode uit onze recente geschiedenis, maar dat zeker een bezoek waard is.

Met dank aan Zoonlief voor het gebruik van zijn foto’s. 🙂

Ierse en Britse Memorials in de Westhoek.

Omdat we nog niet meteen zin hadden om naar huis te gaan, waren we vanaf de Rijselpoort in Ieper richting Sint-Elooi en Wijtschate gereden. We zetten verder koers naar het dorpje Mesen.

We bevonden ons in het meest westelijke puntje, onderaan onze landkaart, vlakbij de Franse grens.

In Mesen hielden we halt bij de “Ierse Vredespark”, waar de Ierse toren staat. De toren herbergt de ‘war memorial books’ van John French (1922), waarin de namen staan van circa 49.000 Ierse mannen die stierven tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De 30,5 meter hoge toren is ontworpen naar het voorbeeld van de traditionele Ierse round tower. In Ierland staan tal van deze ronde Keltische torens, alleen zijn de torens aldaar minstens duizend jaar ouder dan deze in Mesen.

De toren heeft een diameter van 6,3 m en heeft een kegelvormig dak. De stenen die werden gebruikt om de buitenkant van de toren te bekleden bestaat grotendeels uit Ierse breuksteen.
Het ontwerp heeft een uniek aspect dat ervoor zorgt dat de zon het interieur alleen verlicht op het 11de uur van de 11de dag van de 11de maand, de verjaardag van de wapenstilstand die de oorlog beëindigde.

Het Vredespark verwijst ook naar de bloederige Mijnenslag van Mesen in 1917. Toen streden katholieke en protestantse Ierse soldaten hier zij aan zij. Jongeren uit Ierland bouwden mee aan de toren, als teken van vrede en verzoening. Deze site biedt een prachtig zicht op het omliggende heuvelachtige landschap. Het Iers karakter van deze site wordt nog eens beklemtoond door de keltische opschriften op de buitenmuren.

De toren werd ingehuldigd op 11 november 1998 door president Mary McAleese van Ierland, koningin Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk en koning Albert II van België.

Van Mesen reden we nog vijf kilometer verder naar het dorp “Ploegsteert”, dat vooral bekend is in de wereld van het wielrennen. Het parcours van de wedstrijd Gent-Wevelgem gaat voor een stuk over de befaamde “plugstreets” en Ploegsteert is ook het geboortedorp van de legendarische, maar tragische wielrenner Frank Vandenbroucke.
Wij hielden hier even halt bij het “Ploegsteert Memorial”. We parkeerden de auto naast een gezellig authentiek caféetje waar we enkele jaren geleden al eens hadden vertoefd, maar dat nu potdicht was vanwege covid.

Het Ploegsteert Memorial is een Brits oorlogsmonument. Het is opgetrokken op de Britse militaire begraafplaats Berks Cemetery Extension, net ten noorden van het dorpscentrum. Het monument herdenkt 11.390 Britse militairen die in deze omgeving sneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar geen gekend graf hebben. Binnenin het cirkelvormig gebouw bevinden zich panelen waarin de namen van de gesneuvelden zijn gegraveerd.
Twee stenen leeuwen bewaken deze indrukwekkende herdenkingsplaats. Het Memorial werd ingehuldigd op 7 juni 1931 door Leopold III.

Net voorbij Ploegsteert kon je de grens over met Frankrijk, maar wij maakten rechtsomkeer en reden in plaats daarvan in de richting van Kortrijk en vandaar, via de autostrade, terug naar huis.

# Throwback / 2

Natte velden aan de Ijzer

In januari stonden, na overvloedige regenval, velden blank en waren sommige straten ondergelopen.
Dat was ook zo, elf jaar geleden, in de winter van het jaar 2009. Met vrouw- en zoonlief maakte ik toen een wandeling in de diepe Westhoek, langs de oevers van de Ijzer, in de gemeente Roesbrugge. De periode ervoor had het heel vaak flink geregend en de Ijzer was her en der buiten haar oevers getreden.
Bij aanvang van onze wandeling was er nog geen vuiltje en geen wolkje aan de lucht…

De velden en akkers lagen er drassig bij en onze wandeling werd algauw een modderige bedoening.

We wandelden langs uitgestrekte akkers waarop men spruiten kweekte. Ook deze groenten stonden allemaal met hun voeten in het nat.

Deze plas lag op ons pas en was breed en diep en versperde ons de weg. Aangezien er geen andere doorgang was, moesten we hier met behulp van een stevige tak “fierljeppen” om erover te geraken, iets wat me nu niet meer zou lukken.

We hielden er natte voeten en een natte broek aan over, maar we zetten onze tocht onversaagd verder. Intussen waren meer wolken komen opzetten en kwam het water om ons heen alsmaar hoger te staan.

Sommige velden stonden grotendeels blank en verder wandelen was op die plaatsen geen optie, zodat wij ons verplicht zagen om van onze uitgestippelde wandelroute af te wijken en een hele omweg te maken. Hoe verder we wandelden hoe enger het werd. Slechts een smal modderig pad bleef nog enigszins begaanbaar.

Maar nog wat verder op onze wandeling was er geen doorkomen meer aan.

We waren bang dat wij hier hopeloos vast zouden komen te zitten, volledig omring door water.

Maar zoonlief leidde ons uit de gevarenzone en vond een brugje over de Ijzer, al viel het niet meer te onderscheiden waar de rivier zich precies bevond. Het brugje leidde ons naar een hoger gelegen wegel langs waar we de bewoonde en droge wereld konden bereiken.
Goed dat we toen dat brugje hebben gevonden. Anders hadden wij daar waarschijnlijk nog steeds vast gezeten. We hadden geploeterd door water en slijk, enkele hachelijke momenten beleefd en ondervonden dat wassend water gevaarlijk kan zijn. Maar ondanks dat alles hadden we toch een leuke dag beleefd, daar in Roesbrugge.

De Lange Max. (4/4)

Van het terrein waar zich de geschutsbedding van de Lange Max bevond, keerden we langs dezelfde weg terug naar het centrale plein van de site. Het eerste gebouw, waar je langs komt op de site is een nieuw gebouwd huis, waarin zich een infostand bevindt en waar je tickets kan kopen.

Maar wat meteen opvalt is het “bakhuisje” dat ernaast staat. Dit bakhuisje, dat mooi gerestaureerd is, stond hier reeds toen de Duitse troepen zich hier hadden verzameld rond hun superkanon, en maakte ooit deel uit van een boerderijtje dat door de Duitsers in beslag was genomen. Een idyllisch huisje, dat midden de Vlaamse velden stond… tweehonderd meter verderop bulderde het kanon.

We wandelden even omheen het huisje. Aan de en zijkant bevond zich de deur van het kleinste kamertje, dat indertijd wellicht enkel door de hogere officieren mocht worden gebruikt.

Binnenin ziet de bakplaats, waar zich de oven bevindt, er nog steeds hetzelfde uit als toen. In deze oven hebben Duitse soldaten hun brood gebakken.

Achter de bakplaats was destijds een kleine koeienstal. De dieren in de stal konden in de winter mee profiteren van de warmte van de bakoven.
De koeienstal was nu omgebouwd tot een mini-bioscoopzaaltje. Daar speelde doorlopend een kort filmpje waarin in een notendop de historie van de Lange Max uiteen werd gezet.

Rechts van het bakhuisje stond een grote schuur. Slechts een deel ervan is nog origineel. Ernaast stond een sculptuur in knalrood metaal van Gerrit Germonpré, dezelfde kunstenaar van wie we daarvoor bij de geschutsbedding ook al werken hadden gezien.
In deze schuur bevond zich het eigenlijke museum.

Het museum is niet bijzonder groot, maar wel heel interessant. Het vertelt het verhaal over de Lange Max en belicht daarbij vooral de Duitse kant van de Eerste Wereldoorlog. Alles wordt geïllustreerd met prachtige uitvergrote foto’s en interactieve computerschermen. Er is eveneens een schaalmodel van de Lange Max nagebouwd.

Toen het Duitse leger in oktober 1918 op de vlucht moest slaan voor het Belgische en Franse eindoffensief, hebben ze nog zelf geprobeerd om het kanon te vernietigen, alvorens te vertrekken. Ze lieten de loop zakken en vuurden een granaat af op de metersdikke betonnen omwalling in de hoop dat het kanon hierdoor zou imploderen. Maar de granaat sloeg enkel een bres in het beton. Het kanon zelf bleef intact.
Na de oorlog werd het kanon een studieobject voor Franse, Britse en Amerikaanse artillerie specialisten. Tijdens het interbellum werd de Lange Max zelfs een toeristische bezienswaardigheid.
Maar in 1940 vielen de Duitsers opnieuw ons land binnen, namen het kanon in beslag en voerden het terug naar Duitsland om het aldaar te ontmantelen en te recycleren tot nieuw oorlogstuig.

Het was een boeiend bezoek aan deze Lange Max site. Een museum dat er kwam op initiatief van, en gerund wordt door enkele enthousiaste vrijwilligers, in samenwerking met archeologische kringen uit de streek en met het geld van enkele welgestelde sponsors.
Wij vonden dat het echt wel de moeite loont om voor dit museum naar het verre West-Vlaanderen te komen. Hoedje af voor wat de vrijwilligers hier voor mekaar hebben gekregen.

We dronken achteraf nog een koffie in de cafétaria. Doordat we ’s middags ons buikje hadden rond gegeten, hadden we nog geen trek in pannenkoeken of andere lekkernijen.
We verlieten de Lange Max site met een goed gevoel. Nu kwam het er alleen nog op aan om de juiste weg terug naar huis te vinden.

De Lange Max. (3/4)

Hier had het kanon dus gestaan. Een enorm tuig, het grootste kanon dat ooit is gezien. Het onding schoot reeds in de Eerste Wereldoorlog precies gerichte granaten vijftig kilometer ver. Deze gigantische betonnen krater, waarin het kanon destijds was verankerd, getuigt nog van de aanwezigheid van dit monster, dat met oorverdovend gebulder ooit dood en vernieling zaaide.

Toen de Eerste Wereldoorlog helemaal vast zat in de loopgrachten aan de Ijzer en de Somme, werd langeafstandsgeschut voor de oorlogvoerende partijen alsmaar belangrijker. De Britten deden dat vanop hun fregatten op de Noordzee, de Fransen installeerden hun zwaar geschut op spoorwegwagons. Maar de Duitsers opteerden voor het plaatsen van super artilleriegeschut, achter het front op een vaste positie. Daarom bouwde het Duitse leger, hier in Koekelare, hun gevreesde “Lange Max”.

Het kanon loste op 27 juni 1917 zijn eerste schot en al meteen werd het casino van Malo-les-Bains in Frankrijk zwaar geraakt. Er vielen elf doden. Later zou het kanon nog voor enorme verwoestingen zorgen in onder meer Duinkerke, Poperinge, Veurne en Koksijde. De geallieerden zijn er in de oorlogsjaren nooit in geslaagd om het kanon uit te schakelen.

We wandelden omheen de immense geschutsbedding. Een gruwelijke put. Op een tiental meter afstand er om heen stonden diverse infoborden opgesteld met uitleg over wat er zich hier allemaal heeft afgespeeld.

Wat verderop in het veld stond een herdenkingsmonument. Het werk heet “Bloemen tegen het vergeten” en stelt een kapotte obus voor waarin vergeet-mij-nietjes zijn gezet.

(wordt vervolgd)

De Lange Max. (2/4)

We waren in Leugenboom, een gehucht dat bij de gemeente Koekelare hoort, en we waren de weg kwijt. We wisten niet meer welke kant we uit moesten. Aan de bomen hoef je het in Leugenboom niet te vragen, natuurlijk.
We sakkerden verder langs de smalle wegjes die zich tussen de West-Vlaamse velden kronkelden. Maar plots zagen we, geheel onverwacht, langs de kant van de weg een onopvallend bordje staan die de richting aanwees naar het Lange Max Museum. En ja hoor, even later reden we door een smeedijzeren hek (dat gelukkig open stond) de parking van het museum op.

Oef ! Wat we al lang niet meer hadden durven hopen, was toch gebeurd : we hadden onze bestemming bereikt. Intussen was het al voorbij het middaguur. We waren reeds van ’s ochtends op pad en we hadden honger gekregen. Gelukkig vonden wij wat verder op de parking een fraaie cafetaria, waar we vriendelijk en volkomen corona-proof werden onthaald en waar we voor een democratische prijs van een stevige en super lekkere maaltijd konden genieten.

Daarna gingen we op pad om de site te verkennen. Het museum zelf ging pas open om twee uur, dus hadden we nog even tijd om wat rond te wandelen.
De weg naar de plaats waar de bedding zich bevindt, waarin ooit de Lange Max had gestaan, bleek tussen twee hoge hagen te lopen. Er stond niemand op wacht, dus hadden we vrije doorgang.

Zo kwamen we op een open terrein terecht, waar we aan de rand ervan, ietwat verscholen onder de bomen, een mini-versie van de Lange Max zagen staan.

Bij de toegang naar het terrein stond nog een gehavend wachthuisje, ditmaal opgetrokken uit beton. Geen idee of het een origineel wachthuisje uit W.O.I was.
Daar omheen waren diverse kunstwerken opgesteld van de uit Koekelare afkomstige en in 2017 overleden kunstenaar Gerrit Germonpré.

Vanonder een hoge boom keek een bankje uit over het terrein.

We liepen verder het veld op en plotseling stond wij voor een immens grote put.

(wordt vervolgd)