5 / Graveren en etsen

Het drukken der letteren verliep prima bij de pioniers van de drukkunst. De techniek van het letterzetten stond helemaal op punt. Maar er was eveneens behoefte om, behalve woorden en teksten, ook afbeeldingen af te drukken.
Omstreeks 1430, nog voor Gutenberg met zijn loden letters op de proppen kwam, had men ontdekt dat men een tekening die in een koperen plaat was gekrast kon afdrukken op papier.
Met een burijn (een naaldachtig gereedschap) kerfde men een tekening in een koperen plaat.

De koperen plaat werd ingesmeerd met inkt. Op de vlakke gedeelten van de plaat werd die weer netjes verwijderd, zodat er alleen inkt in de groeven achterbleef. Vervolgens legde men een blad papier of perkament op de plaat en bedekte men het geheel met een vilten doek. De plaat, het papier en het doek werden samen door twee cilinders geleid en zo verkreeg men met deze diepdruktechniek een perfecte afdruk.

Later werden de kopergravures vaak vervangen door houtgravures. Niet alleen omdat ze goedkoper waren, maar ook omdat bij houtgravures de niet te drukken gedeeltes van de bladspiegel werden weggesneden uit het hout en zo een hoogdruktechniek vormden die beter verenigbaar was met het typografisch procedé van de loden letters.

Houtgravures worden vaak verward met houtsnedes. Er is echter een wezenlijk verschil. Houtgravures worden gekerfd in hard hout, terwijl houtsnedes met een gutsbeitel uit zacht hout worden gesneden, wat doorgaans een grover en minder gedetailleerd resultaat geeft.

Intussen had men ook ontdekt dat metaal reageerde met een zuur of een base en dat met die eigenschap iets was aan te vangen. Zo ontstond de etstechniek.
Daarbij werd de koperen plaat eerst gepolijst en daarna met een wasachtige, vloeibare zuurbestendige vernis overgoten. Eenmaal alles was gehard, maakte men met een etsnaald een tekening in het vernis. Daarna dompelde men het geheel onder in een bad met bijtend zuur dat het koper weg beet op de plaatsen waar de etsnaald het had blootgelegd. Die plaat kon men dan weer gebruiken om er een afdruk van te maken.
Gravures en etsen werden achteraf met de hand ingekleurd. Dat werd gedaan door de zogenaamde “verlichters”. Het inkleuren van gravures was een apart beroep.
Het etsen en graveren werd meestal gedaan door talentvolle kunstenaars. Daar waren soms grote namen bij. Eén van de meest bekende en bekwame etsers, door de eeuwen heen, was niemand minder dan Rembrandt van Rijn.
Vandaag zijn er nog altijd kunstenaars die de kunst van het etsen of graveren beoefenen.

Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw was het technisch perfect mogelijk om zowel tekst als afbeeldingen af te drukken. Dat zorgde voor een ware stroomversnelling in het verspreiden van ideeën en kennis. Geen enkel ander medium heeft ooit de cultuur en de wetenschap zo’n boost gegeven, als de boekdrukkunst.
Het zou duren tot in de 19de eeuw, toen de fotografie om de hoek kwam kijken, dat men op zoek zou gaan naar nieuwe methodes voor het reproduceren van afbeeldingen.
