De kunst van het drukken

4 / De pioniers in de lage landen

Korte tijd nadat Johannes Gutenberg in 1455 zijn allereerste boek had gedrukt namen heel wat drukkers zijn techniek over. De nieuwe technologie van het letterzetten met loden, herbruikbare letters zorgde voor een ware ommezwaai in de boekdrukkunst. Zowat overal in Europa was men druk in de weer met de drukkunst. Ook in de lage landen bleef men niet achter.

Laurens Janszoon Coster afgebeeld in een 17e eeuws boek over de drukkunst.

Zo was er in Haarlem de mysterieuze Laurens Janszoon Coster. Hij heette niet alleen Coster, hij was ook koster in de St.Bavo-kerk van Haarlem. Er werd ooit beweerd dat hij de echte uitvinder van de drukkunst was.
Er zouden vroege proefdrukken gevonden zijn, de zogenaamde “prototypografieën” die ouder zijn dan het eerste boek dat Gutenberg heeft gedrukt en door deze Coster zouden zijn vervaardigd.
Maar dat wordt sterk in twijfel getrokken door historici en specialisten. Men vermoed zelfs dat deze Laurens Janszoon nooit echt heeft bestaan. Al heeft dat de stad Haarlem niet belet om in hun stad een standbeeld voor de man op te richten.

Waar precies de bakermat ligt van de boekdrukkunst in de lage landen is moeilijk te bepalen. De eerste drukkers in de Nederlanden zouden vooral te vinden zijn geweest in de steden Delft, Gouda en Utrecht. In Utrecht werd in ieder geval het eerste boek in de lage landen gedrukt : de “Historia Scholastica”, uitgegeven in 1473.


In Delft werd het eerste boek in de Nederlandse taal gedrukt : een vertaling van het oude testament, uitgegeven door Jacob Jacobszoon Van der Meer en Mauricius Yemantszoon.
Ook de stad Deventer ontpopte zich tot een belangrijk centrum van de boekdrukkunst, met drukkers zoals Richard Pafraet, die in 1477 het “Liber bibliae moralis” uitgaf, een boek van 900 bladzijden.

“Liber bibliae moralis” gedrukt in 1477. Het boek wordt bewaard in de Athenaeumbibliotheek in Deventer.

Maar het was in de Zuidelijke lage landen dat Dirk Martens uit Aalst voor de grote doorbraak van de boekdrukkunst zorgde. Hij startte aanvankelijk bescheiden in 1473 met een drukatelier in Aalst, maar opende ruim tien jaar later meer ateliers in onder meer Antwerpen en Leuven. Hij slaagde erin om de eerste brieven van Christoffel Columbus, over de ontdekking van de Nieuwe Wereld, te drukken.
Als overtuigd humanist gaf Dirk Martens ook de eerste werken uit van de toen nog jonge Erasmus uit Rotterdam. De hoofdvogel schoot hij af toen hij in 1516 het boek “Utopia” van Thomas More uitgaf, een werk dat nog steeds tot de wereldliteratuur behoort.
Daarnaast profiteerde Dirk Martens van de bloei van de universiteit van Leuven. Door goedkope editie uit te geven voor de studenten maakte hij in academische kringen de boekdrukkunst populair.

Standbeeld van Dirk Martens op de Grote Markt van Aalst

Alle boeken die gedrukt werden vóór het jaar 1501 worden wiegendrukken of incunabelen genoemd.
In een wiegendruk werd altijd een gotisch lettertype gebruikt die de kalligrafie van de oude manuscripten nabootste. Initialen en illustraties werden handmatig bijgetekend of geschilderd. Een incunabel bevatte geen titelbladzijde, paginering of koptitels.
Heel wat incunabelen worden nog wereldwijd bewaard in diverse musea, maar zijn ook zeer gegeerd bij verzamelaars. Het verzamelen van incunabelen is een hobby die helaas enkel is weggelegd voor kapitaalkrachtige mensen.

De pioniers van de drukkunst waren ambachtslui, die vaak werkten voor religieuze, humanistische of wetenschappelijke doeleinden. De gewone man in de straat had toen nauwelijks toegang tot de boekdrukkunst. Van een grafische nijverheid was er nog helemaal geen sprake.
Omstreeks 1550 verscheen in Antwerpen Christoffel Plantijn ten tonele. Hij zou een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de drukkunst schrijven.