2 / De bolleboos uit Mainz

Johannes Gensfleisch zur Laden zum Gutenberg, zo heette hij voluit. Hij werd geboren omstreeks het jaar 1400 in Mainz en wordt algemeen beschouwd als de uitvinder van de drukkunst.
Maar eigenlijk was hij een edelsmid, gespecialiseerd in fijne metaalbewerking. Hij maakte vooral metalen stempels voor het beslaan en versieren van de harnassen van de koene ridders uit die tijd.
Toen hij op een mooie dag in een drukkerij aanwezig was en de drukkers zag knoeien met hun houten letters, dacht ie waarschijnlijk bij zichzelf :”Dat moet beter kunnen”.

Eenmaal terug in zijn atelier begon Johannes Gutenberg stempels te maken uit staal. Ditmaal niet met de motieven die hij voor de harnassen gebruikte, maar met letters in spiegelschrift. De stalen letterstempels sloeg hij vervolgens diep in een koperen plaat. Zo verkreeg hij een matrijs in leesbaar schrift.
Nu kwam het er voor Gutenberg op aan om de juiste legering te vinden voor het metaal waarmee hij van zijn matrijzen afgietsels kon maken, die terug in spiegelschrift waren zodat men er een afdruk in leesbaar schrift kon van maken. Na lang experimenteren bleek een mengsel van hoofdzakelijk lood, aangelengd met tin, een legering te zijn dat net zacht genoeg was om na afkoeling gemakkelijk uit de gietvorm te kunnen halen en toch hard en duurzaam genoeg was om de druk van de pers te kunnen weerstaan.

Gutenberg had de loden drukletter gemaakt, die telkens kon worden hergebruikt. Van de matrijzen kon men bovendien zoveel afgietsels maken als men maar wou.
Maar daarmee was de klus nog niet geklaard. De loden letters moesten op een of andere manier mooi naast elkaar op een lijn komen te staan. Om dat te verwezenlijken knutselde Gutenberg in een metaal dat voornamelijk uit koper bestond, een zethaak ineen. Daarmee stelde hij z’n eerste “zetsel” samen van een volledige boekpagina. Voor de “witruimtes” tussenin gebruikte hij blokjes in dezelfde metaallegering, maar dan zonder de verhoogde letters.

En zo had Johannes Gutenberg een techniek op poten gezet die een ware revolutie in de druknijverheid ontketende. Vanaf nu kon het geschreven woord overal en in grote oplagen worden verspreid. In 1455 voltooide Gutenberg zijn Gutenbergbijbel, het eerste boek dat in grotere oplage werd gedrukt en nog steeds als een meesterwerk wordt aanzien. Er werden 180 exemplaren van de bijbel gedrukt op papier en 30 exemplaren op waardevoller perkament.
De Latijnse tekst werd, zoals de traditie toen vereiste, in twee kolommen geplaatst. Het lettertype dat Gutenberg ontwierp benaderde sterk het kalligrafische handschrift waarin de oude manuscripten werden geschreven.


Gutenberg beschouwen als de uitvinder van de drukkunst is teveel eer voor de man. Het concept werd reeds eeuwen ervoor door de Chinezen bedacht. Maar hij heeft het hele systeem geperfectioneerd en werkbaar gemaakt. De techniek van het “handzetten” van loden letters met behulp van een koperen zethaak, zou meer dan 500 jaar stand houden. Hier en daar werd er wel wat bijgeschaafd, maar gedurende al die tijd bleef de techniek in essentie onveranderd. Het was pas halverwege de 20 ste eeuw dat Gutenbergs uitvindingen aan de kant zouden worden geschoven, toen de typografie een verbond sloot met de fotografie.
