14 / Fotografisch letterzetten

Vanaf de jaren zestig van vorige eeuw zocht men verwoed naar nieuwe technieken om teksten in grote oplagen te reproduceren. Men had het gehad met de vervuilende en ongezonde, losse loden letters en regelzetmachines die lood in matrijzen spoten. Er was dringend nood aan een alternatieve oplossing. Die vond men opnieuw bij de fotografie.
Kort na de Tweede Wereldoorlog begon men reeds te experimenteren met de eerste fotozetmachines. Het fotografisch zetten van letters gebeurde aanvankelijk in twee fases. Eerst waren er de ponsmachines.
Deze waren gebaseerd op het principe van een draaiorgel. Met een rudimentair toetsenbord werd de tekst in ponscode aangebracht op ponskaarten of ponsbanden. Als zetter kon je de tekst dat je had getypt niet zien, laat staan regels en alinea’s opmaken tot een pagina.

De ponskaart werd daarna als een soort besturingssysteem ingevoerd in de fotozetmachine, waarbij de ponscodes werden omgezet in letterbeelden die vervolgens werden belicht op fotografische film.
Het werken met ponskaarten of ponsbanden was vrij onhandig en omslachtig en weinig populair in de meeste letterzetterijen. Zelf heb ik nooit zo’n ponsmachine bediend en ik moet bekennen dat ik ook nooit goed heb begrepen hoe het ding precies werkte.


Eind de jaren zestig kwam de diatype.
Met dit toestel kon men een stap in het procedé overslaan en rechtstreeks werken op fotografische film, die op een trommel in het toestel werd aangebracht.
De zetmachine was voorzien van een letterschijf met doorzichtige letters. Door middel van een hendel met een handvat werd een letter voor een lamp gebracht. Aanvankelijk gebruikte men daar een gewone gloeilamp voor. De lamp belichtte de letter op grafische film. Via een draaisysteem kon de trommel worden verder gedraaid naar de volgende letter tot aan de volgende schrijflijn.

Later werd de hendel waarmee men de letter voor de lamp bracht, vervangen door een toetsenbord. De gloeilamp werd vervangen door een kathodestraalbuis en nog later door een laserstraal.
Een fotozetapparaat had geen scherm. De letterzetter werkte dus blind. In het beste geval was er een langwerpig display aangebracht, waarop de zetter de tekst kon volgen. Niettegenstaande vele beperkingen, was een fotozetapparaat een vernuftig toestel. Het combineerde een fototoestel en een schrijfmachine in één apparaat.
De tekst werd dus belicht op grafische, lichtgevoelige film of op fotopapier. Deze werden vervolgens ontwikkeld en gefixeerd. Daarmee kon men in de lay-out afdeling aan de slag.

In de jaren zeventig kwamen de eerste fotozetmachines op de markt met een scherm. Hiermee kon al in beperkte mate een pagina worden opgemaakt. Men kon toen zelfs de tekst al opslaan op een floppydisk, die aanvankelijk waren uitgerust met een magneetband (te vergelijken met de magneetband van een muziekcassette).

Deze toestellen waren geen computers. Alles werkte fotografisch en analoog. Het zou duren tot de jaren tachtig voor de eerste digitale tekstverwerkers op de markt kwamen.
In 1981 introduceerde Bill Gates MS-DOS, een nieuw besturingssysteem voor computers. MS-DOS stond voor Microsoft Disk Operating System. Die revolutie kwam nog eens in een stroomversnelling toen Bill Gates in 1995 met Windows 95 op de proppen kwam. Apple introduceerde ongeveer gelijktijdig “Macintosh”. Deze systemen zorgden voor een ware revolutie in de wereld van de tekstverwerking.
Maar toen zaten we al volop in het digitale tijdperk.