De lente is in het land, de zon schijnt en we kunnen weer leven zonder mondmasker. Het stemt je blij, maar toch… Op radio en televisie hoor en zie je voortdurend berichten over oorlog, dood en vernieling. In de krant lees je onheilspellende dingen over nakende recessies en allerlei ellende dat op ons af zal komen. Daar wordt een mens niet vrolijk van. Tegelijkertijd wordt het leven peperduur. Als je vijftig euro uitgeeft in de supermarkt, dan stel je vast dat er voor die prijs maar heel weinig in je winkelkarretje ligt. Thuis zet je de verwarming enkele graden minder en je neemt zoveel mogelijk de fiets om een tankbeurt met de auto uit te sparen. Da’s dan weer goed voor het milieu. Onze regering beweert iets te willen doen aan het dure leven, maar geraakt niet verder dan een druppel op een hete plaat. De mensen zijn er niet meer gerust in en baren zich zorgen. Het lentegevoel is erg dubbel, dit jaar.
Twee weken geleden was ik met de fiets onderweg naar de kine. Ik had thuis nog in de gauwte m’n fototoestel mee gegraaid. Ik reed door de Bokstraat, een straat die onze gemeente verbindt met Machelen-aan-de-Leie. Doorgaans valt er over deze straat niet veel te vertellen, maar rond deze tijd van het jaar is het altijd bijzonder om erdoor te fietsen. Gedurende het hele eind zie je dan aan beide zijden van de straat de kerselaars in bloei staan. En de Bokstraat is heel erg lang.
Ook als je buiten de bebouwde kom bent en in de open velden komt, staan er nog steeds kerselaars te bloeien. Ik hield geregeld halt om van de fiets te stappen en een fotootje te nemen.
Ik was intussen de tijd uit het oog verloren en moest me stilaan wat gaan reppen. Mijn kinesiste is een lieve en sympathieke vrouw, maar patiënten die te laat komen op de afspraak legt ze zonder genade op de pijnbank en dat wou ik liever niet meemaken. 🙂
***
Dat was twee weken geleden. Intussen zijn de kersenbloesems alweer grotendeels uitgebloeid en is er geen reden meer om niet netjes op tijd aan te komen bij de kine.
Ik loop op deze blog wat achter op de tijd. Het is ondertussen al een maand geleden, we zaten toen nog volop in sneeuw, dat mijn vrouw en ik op de begraafplaats van haar geboortedorp Wichelen waren. Die begraafplaats is mooi gelegen aan de oevers van de Schelde. Daarachter ligt een natuurgebied, de Bergenmeersen genaamd, dat dienst doet als overstromingsgebied. Meer info daarover kan je lezen op de blog van Willy. We gingen die dag een kijkje nemen aan de oever van de Schelde.
Hier begon het jaagpad dat tussen de Schelde en de Bergenmeersen loopt.
Hier begint een mooie natuurwandelroute langs schorren en slikken. Maar er waaide een ijzige noordpoolwind over deze vlakte, die niet uitnodigde om op wandel te gaan.
Hier vonden we ook het begin van het vlonderpad dat wandelaars doorheen de Bergenmeersen leidt, maar nu ondergesneeuwd lag. Het geheel zag er nogal glibberig uit en daarom waagden we ons niet verder.
Een wandeling door de Bergenmeersen zat er voor ons die dag niet in. We vertrokken terug uit Wichelen, maar waren vast besloten om, van zodra het lente werd, terug te keren om dit mooie natuurgebied wat beter te verkennen. We konden toen nog niet vermoeden dat de lente niet lang meer op zich zou laten wachten en dat wij hier vlugger zouden terug zijn dan verwacht.
Op weg van Wichelen naar huis, hielden wij nog eens halt in het centrum van Schellebelle en parkeerden onze auto aan het café “Het Veer”.
“Schellebelle”, een naam die klinkt als een klok, zou betekenen “bocht in de Schelde”, al is deze verklaring niet wetenschappelijk onderbouwd. We wilden graag een kijkje gaan nemen aan het veerpont van Schellebelle, dat achter dit café lag. We wandelden tot bij de aanloopsteiger naar de veerboot, waar nog steeds de blauwe bel hangt die je kan luiden als je de veerman wil roepen.
Het veer van Schellebelle is een van de oudste overzetten aan de Schelde. Het veer zou aan het begin van de 13e eeuw ontstaan zijn nadat de Scheldeloop gewijzigd was. Tot 1950 werd er gebruikgemaakt van een houten kettingpont. Thans gebeurt de overzet met een comfortabele veerboot. Ook bij deze koude wintertemperaturen voer de veerboot voortdurend over en weer om wandelaars van de ene oever naar de andere te brengen.
Wij bleven echter aan onze kant. Terug bij de auto maakte ik in het dorpscentrum nog een foto van “het roephuisje”, in de volksmond “het kot” genoemd. Dit piepkleine gebouwtje staat hier reeds sinds mensenheugenis, wellicht van in de 17e eeuw. Het diende oorspronkelijk als roephuisje, waar de veldwachter of sjampetter vanonder het afdakje de proclamaties van de gemeente luidkeels verkondigde aan al die het wou horen. “Het kot”zou ook nog dienst hebben gedaan als “cachot” waar geboefte of dronkenlappen zo nu en dan een nachtje mochten doorbrengen.
Ik was op wandel in de “Brielmeersen” van Deinze. De zitbanken waren er bedekt met een laagje bevroren sneeuw. Even uitrusten op een bankje zat er dus niet in, tenzij je met een natte broek wou verder wandelen. Enkele ooievaars in het park waren ofwel reeds terug van hun reis naar het zuiden, ofwel bleven ze liever hier overwinteren. Gelukkig hebben de vogels zwarte staartveren, anders kon je ze nauwelijks zien lopen in de sneeuw.
Van hieruit begaf ik mij naar een ander parkgedeelte om nog wat meer winterse taferelen vast te leggen. (Sommige foto’s zijn aanklikbaar voor een groter formaat)
Een mintractor met een karretje er achteraan reed rond in het domein en bestrooide de wandelpaden met verse gehakselde boomschors, wat het wandelen een stuk minder glibberig maakte. Al viel de glibberigheid van de paden in het park eigenlijk best mee. Ze zagen er gevaarlijker uit dan ze waren.
Ik heb genoten van mijn winterse wandeling door de Brielmeersen. Intussen behoren deze wintertaferelen alweer tot het verleden. Nu maar wachten op de lente om nog eens terug te keren. Volgens de weerman zouden we komend weekend het lentegevoel al een beetje voelen kriebelen.
Sneeuw en ijs lokken een mens naar buiten. De dag na mijn berekoude wandeling aan de Kattebeek, trotseerde ik toch nog eens de vrieskou en ging ik weer op wandel. Maar dit keer straalde de zon aan een helderblauwe lucht, wat echter qua temperatuur niet zoveel uitmaakte, het was nog steeds barkoud. Ik ging wandelen in ons provinciaal domein “de Brielmeersen”, omdat het al veel te lang geleden was dat ik er nog was geweest. Fotorantje heeft in dit park haar thuisbasis en maakt hier de mooiste close-ups van eekhoorntjes, blauwe reigers en andere pluimige beestjes. Daar ben ik niet zo goed in, dus beperk ik mij tot enkele sfeerbeelden. Het domein was die dag getooid in haar mooiste winterkleed.
Volgende keer wandelen we nog wat verder en verkennen we een ander gedeelte van de Brielmeersen.
De winter heeft ons stevig in zijn greep deze week. Hier bij ons, in de Leiestreek, kregen we maar een dun laagje sneeuw. Maar het is zoals overal in het land, ook hier berekoud. Bij glibberige temperaturen ga ik zelden wandelen of fietsen, uit schrik om te vallen, iets wat mijn kaduke rug niet ten goede zou komen. Maar maandag maakte ik toch een voorzichtige wandeling langs de Kattebeek.
De Kattebeek kronkelt zich sinds mensenheugenis door onze gemeente, waarschijnlijk reeds in de tijd dat de dino’s hier nog rondliepen. Op sommige plaatsen is de beek thans overwelfd, maar achter onze woonwijk ligt ze open en bloot en maandag lag ze er vooral kouwelijk bij. Van bij me thuis volgde ik een eind de Kattebeek langs de aangelegde wandelpaden. Het water in de beek stond vrij hoog en er zat een sterke stroming op, waardoor de beek niet gauw kan dichtvriezen. Hoewel ik me goed ingeduffeld had sneed de ijzige wind, die volgens mij rechtstreeks vanuit de noordpool kwam, dwars door me heen.
Soms waagde ik me op het bevroren terrein langsheen de beek om enkele kiekjes te maken, maar meestal bleef ik veilig op het sneeuw- en ijsvrij gemaakt wandelpad, waar ik minder kans had op een ongelukkige valpartij.
Er waren nog enkele moedige wandelaars die op deze ijzige maandagochtend de weergoden trotseerden, maar aangekomen bij het brugje hield ik het voor bekeken. De kou was niet te harden. Ik keerde op mijn stappen terug en haastte me naar huis toe. Ik besloot om dit soort diepvries-wandelingen in het vervolg over te laten aan de eskimo’s.