Van den vos Reynaert. (1/4)

Ergens op het internet had ik gelezen dat de stad Sint-Niklaas in 2023 aangeduid is als voorzitter van het “land van Reynaert”. Dat heeft te maken met het middeleeuwse epos “Van den vos Reynaerde”. Het is een verhaal dat bekend is over heel West-Europa, maar de bakermat ervan ligt in het Waasland, in de streek rond Sint-Niklaas.
Dat was de reden waarom wij in Sint-Niklaas van de Grote Markt afzakten naar het Romain De Vidtspark, waar Reintje de vos prominent aanwezig is.

We kwamen het park binnen via de ingang van het kasteel Walburg, dat ietwat verscholen lag in het groen. In de 16e eeuw liet ene Willem van Waelwijck deze waterburcht bouwen en noemde het naar zijn vrouw Walburgis.

Het kasteel en het parkdomein werden in 1949 aangekocht door de stad Sint-Niklaas en opengesteld voor het publiek. Na de dood van burgemeester Romain De Vidts in 1975 kreeg het park zijn naam.

Net voorbij de waterpartijen rondom het kasteel stond een mooie kiosk.

En zo kwamen we vanzelf bij de Foto-tentoonstelling in openlucht rond Reynaert. Verscheidene fotoclubs uit de streek sloegen de handen in elkaar om vanuit hun eigen perspectief Reynaert en zijn streken te vereeuwigen en hun foto’s in dit park te tonen aan het publiek.

Maar een beetje verder, in mooi hoekje van het park, heeft Reynaert een heus standbeeld gekregen. Het dateert van 1958 en is van de hand van Albert Poels. Het is gebeiteld uit roze zandsteen, afkomstig uit de streek van Mainz.

In heel wat steden en gemeenten zijn sculpturen en kunstwerken, met Reynaert de vos al thema, te bewonderen. Al zeker in het Waasland en het Meetjesland. Maar deze vind ik persoonlijk een van de mooiste. Het laat listige Reynaert zien die met krokodillentranen afscheid neemt van het hof van koning Nobel. Maar zijn spits rechtopstaande oren verraden dat hij andere plannen heeft. 

Ik herinner me dat, toen ik nog op de schoolbanken zat, wij het hele verhaal van Reynaert moesten lezen in de lessen Nederlands. Niet in de originele rijmvorm, maar in een aangepaste, modernere versie voor de jeugd. Ik weet nog dat ik toen reeds begeesterd was door dat intrigerend verhaal over de sluwe schelm Reynaert.
Over Reynaert de vos valt heel wat te vertellen. Daarom ga ik er in de volgende postjes nog even door op dit onderwerp.

In de tuin van de universiteit. (3/3)

In de Victoriaserre van de plantentuin van de Gentse universiteit deed ik mijn best om enkele mooie tropische bloemen te fotograferen. Dat was niet gemakkelijk, ook al omdat de ruimte in de dicht begroeide serre nogal beperkt was.
Maar is gelukt om toch enkele mooie bloemen op de foto te krijgen. Vraag me echter niet naar de naam van deze bloemen. :-/
(Sommige foto’s zijn aanklikbaar om te vergroten)

De spectaculaire reuzenarondskelk was niet aanwezig in de serre (enkel de grote bloempot ervan, gevuld met aarde). Dat komt omdat de plant maar één keer om de drie jaar bloeit en na de bloei tot aan de wortel afsterft. De laatste keer dat hij hier bloeide was in de maand mei van dit jaar. Gisteren was toevallig in het nieuws dat de reuzenarondskelk in de plantentuin van Meise momenteel wel in bloei staat.
Hier in Gent waren er wel kleinere, vleesetende plantjes te zien.

Sommige bloemekes waren piepklein en verstopten zich achter de bladeren. Mijn vrouw moest letterlijk een handje helpen om ze op de foto te krijgen.

Ik heb al veel boeken gelezen en films gezien over de zwarte slaven die honderd jaar geleden katoen moesten plukken in de katoenplantages van Noord-Amerka. Maar zo’n katoenplantje had ik nog nooit in het echt gezien.

Op een andere verdieping was nog een tweede poel aangelegd met bijzondere waterlelies. Let vooral op de bladeren. Het lijkt alsof deze met de hand zijn beschilderd in militaire camouflagekleuren.

De natuur biedt wonderbaarlijke verrassingen. Dat doet ook het GUM (het Gents Universiteits Museum). Na ons bezoek aan de serres brachten we een bezoek aan dat verrassend museum, dat vlakbij lag en heel wat curiosa uit de geschiedenis van het wetenschappelijk onderzoek herbergt.
Maar het verslagje daarover bewaar ik nog even voor later.

In de tuin van de universiteit. (2/3)

Aan het eind van de grote buitentuin van de universiteit van Gent liggen 4000 m2 aan tropische serres. Eén ervan, de grote Victoriaserre, is toegankelijk voor het publiek.
Het eerste wat we zagen toen we de serre betraden waren de reusachtige, drijvende bladeren van de waterlelie in een grote vijver.

(sommige foto’s zijn aanklikbaar voor een groter formaat)

De Victoriaserre bestaat uit drie verdiepingen. Op de benedenverdieping zijn de planten aangeplant rondom de vijver.

Een wandeling rond de vijver brengt je bijvoorbeeld bij deze torenhoge bananenbomen.

Ook deze plant met reuzachtige bladeren, waarop een volwassen mens gemakkelijk zou kunnen slapen, maakte indruk.

Op de tweede verdieping komt men in een oerwoud terecht. De jungle van Gent, zeg maar. Onderzoekers van de UGent bestuderen hier de planten, vaak in samenwerking met buitenlandse onderzoekers. Daarbij wordt aan de hand van DNA het verwantschap tussen planten onderzocht, de evolutie ervan bestudeerd en nieuwe classificaties opgesteld.

Natuurlijk zijn er ook prachtige bloemen te bewonderen in de serre. Fotobloggers kunnen hier hun hartje ophalen. Supermooie macro’s, zoals je bijvoorbeeld bij de andere Dirk kan zien, hoef je hier niet te verwachten. Daarvoor beschik ik niet over de nodige kennis, noch over het materiaal en geduld. Maar ik heb toch mijn best gedaan om enkele bloemetjes zo goed mogelijk op de foto te krijgen.

Volgende keer laat ik meer mooie bloemetjes en plantjes zien.

(Wordt vervolgd)

In de tuin van de universiteit. (1/3)

Op zondag 18 juli reden we naar Gent. We hadden de wagen geparkeerd nabij het Citadelpark, aan de oude gebouwen van de Hoge School. Daar recht tegenover liggen de moderne gebouwen van de Gentse universiteit, waarin ondermeer het gloednieuwe universiteitsmuseum is ondergebracht.

Dat museum was de reden waarom we naar hier waren gekomen, maar eerst wilden we graag een bezoekje brengen aan de befaamde plantentuin en serres van de Gents universiteit.
Een pad langs de hoge universiteitsgebouwen leidde ons erheen.

Het eerste wat we zagen was de enorme rotstuin, die werd aangelegd na de Tweede Wereldoorlog met de fondsen van het Marshallplan.

Het was rond het middaguur op deze warme, zomerse zondag. Het was er heerlijk stil. Slechts enkele mensen genoten er van hun lunchpauze of gewoon van de zalige rust aan de mooi aangelegde vijvers in de tuin.

De plantentuin van de Gentse universiteit werd reeds in 1794 opgericht, onder het bewind van Napoleon. In 1804 werd de tuin overgedragen aan de stad Gent. Nadat Willem I in 1817 de Gentse universiteit had opgericht werd met het stadsbestuur een overeenkomst gesloten waarin de universiteit het vruchtgebruik kreeg over de plantentuin.
In 1903 verhuisde de tuin naar en stuk grond gelegen aan het Citaldelpark en kreeg de universiteit het volledige zelfbestuur over de plantentuin.
Het was er zalig kuieren in de schaduw van de vele bijzondere planten in deze tuin.

De plantentuin beheert een collectie van meer dan 10 000 plantensoorten en is onderverdeeld in een arboretum, een mediterrane afdeling en diverse thematische tuinen. De plantkundigen van de UGent verzamelen planten uit de hele wereld. Men beschikt er eveneens over een enorme verzameling stekjes en zaden die gedurende twee jaar worden bewaard in een koelkast bij 5°C. Elk jaar verzend de universiteit zaden naar meer dan 500 botanische tuinen over de hele wereld.

Op bepaalde plekken in de tuin hadden we zicht op de oude gebouwen van de universiteit.

Maar ook op de wat nieuwere gebouwen waarin het GUM (Gents Universiteits Museum) is ondergebracht. Wat verder lagen de ongeveer 4000 m2 aan tropische en subtropische serres. Daar gingen we eerst een kijkje nemen.

(wordt vervolgd)


Het archeologisch park. (1/2)

We hadden het provinciaal erfgoedcentrum in Ename verlaten en volgden achter het gebouw het wandelpad dat naar het archeologisch park leidde.

Langs het wandelpad was in laagstaand water een rietveld aangelegd. Ik zag er een reiger tussen het riet waden. Toen we naderbij kwamen sloeg hij gealarmeerd zijn vleugels open. Ik had jullie graag een prachtige foto getoond van een opstijgende reiger, maar ik was hopeloos te laat. Nog voor ik mijn fototoestel klaar had en had scherp gesteld was de vogel al gaan vliegen.

Wat verder was het pad afgezoom met weelderig bloeiende klaprozen.

Toen kwamen we bij een volkstuintje aan. Een kleine groententuin die er beetje verwaarloosd bijlag. De klaprozen hadden zich tussen de groentebedden weten te wringen en overwoekerden min of meer het hele tuintje.

En dan kwamen we uiteindelijk bij het bord aan dat de toegang naar de archeologische site aanwees.

Een kort gemaaid pad in het gras leidde ons er naartoe.

(wordt vervolgd)

Ieperse vestingen. (2/3)

Op de laatste en uitzonderlijk warme dag van maart waren we op wandel langs de vestingen in Ieper. Daar staan, langsheen de vestingsgracht, een lange rij treurwilgen met hun voeten in het water.

Men noemt de bomen treurwilgen, maar ik vind er niets treurig aan. Zeker niet op deze mooie lentedag, toen ze hun frisgroene blaadjes als een gordijn over de waterkant spreidden.

Sommige bomen stonden echt wel letterlijk met hun voeten in het water.

Omheen de vestingmuren is een mooi park aangelegd, waar ons wandelpad zich in alle richtingen opsplitste.

Aan de rand van het park zagen we deze merkwaardig geknotte boom. Een reusachtige boom die veel weg had van een modern kunstwerk.

Wat verder bracht ons pad ons tot bij het eerste “oreillon”.

(wordt vervolgd)