Voor God en Vaderland.

Voor we aankwamen in Wichelen (zie vorig logje), hadden we in de buurt nog even halt gehouden in Overmere, een deelgemeente van Berlare. De kerk van Overmere staat aan een drukke baan, waar dagelijks duizenden auto’s en fietsers voorbij rijden.

Weinig mensen die hier voorbij komen slaan acht op het standbeeld naast de kerk. Nochtans is het niet zomaar een standbeeld. Op deze eigenste plek werd een stukje vaderlandse geschiedenis geschreven.

Hier kwamen op 12 oktober van het jaar 1798 een aantal jonge mannen, voornamelijk boerenzonen, bij elkaar. De Franse Revolutie was nog volop aan de gang en deze mannen waren misnoegd over de antigodsdienstige politiek die de Franse bezetter voerde en over de hoge belastingen die hen werden opgelegd.
Maar ze protesteerden vooral tegen een nieuwe wet waardoor bij loting jongelingen een vijf jaar lange, verplichte legerdienst moesten vervullen. Deze wet zette heel wat kwaad bloed bij de plattelandsbevolking, temeer omdat de loting niet fair verliep en de meer vermogende mannen zich tegen betaling eraan konden onttrekken. Hun protest leidde uiteindelijk tot een grote algemene opstand, die de geschiedenis zou ingaan als “de Boerenkrijg”.

De opstandelingen hadden als leuze “Voor Outer en Heerd” (“voor altaar en haard”) en werden door de Fransen brigands (struikrovers) genoemd. De boeren vochten voor “God en Vaderland”, maar werden helaas twee maanden later reeds in Hasselt verslagen door de Franse troepen.
Daarna was de repressie door het Franse regime bijzonder hard, waarbij de meeste leiders van de opstand werden terechtgesteld (190 gefusilleerden). Er volgden 3000 aanhoudingen en honderden deportaties. Alles bij elkaar vielen er in deze opstand meer dan 15.000 doden.

Het Boerenkrijgmonument, naast de kerk, werd in 1898 opgericht ter herdenking van 100 jaar boerenkrijg. Het beeld werd gemaakt door kunstenaar Aloïs De Beule, die twee dorpsfiguren gebruikte als model voor het beeld.

Aan de overkant van de straat staat het oud-gemeentehuis van het dorp. Het dateert uit de 17e eeuw en was toen een afspanning en herberg, waar man en paard even konden rusten onderweg. Later werd het verbouwd tot een landhuis van een adellijke familie. In de 20e eeuw deed het huis dienst als gemeentehuis en thans biedt het onderdak aan een bibliotheek, trouwzaal, vergaderruimte en documentatiecentrum van de Heemkundige kring.

Voorzijde van het Oud-gemeentehuis
Achterzijde van het Oud-gemeentehuis

#Throwback / 6-2

Een oord des doods

We waren in de maand oktober van 2016 op wandel in Oostakker, niet ver van het natuurdomein en de visvijver. Onze wandeling had ons, vanaf het natuurgebied, naar hier geleid, naar een domein dat zich achter een lange en weinig aanlokkelijke muur bevond, bovenaan afgezoomd met prikkeldraad en bij de ingang bewaakt door twee stenen leeuwen. Het was een voormalig munitiedepot van het Belgisch leger dat in 1942 in handen viel van de Duitse bezetter. Vanaf 1943 werd dit domein gebruikt voor het uitvoeren van executies. Tussen 8 februari 1943 en 24 augustus 1944 werden hier minstens 66 verzetsstrijders en politieke gevangenen door de Duitsers terechtgesteld.

Vooraan op het terrein staan vier bronzen beelden, die tussen 1953 en 1956 werden gemaakt door de Gentse beeldhouwer Geo Vindevogel uit massieve arduinblokken. Ze stellen de politieke gevangene, de gefusilleerde, de onthoofde en de gehangene voor. Respectievelijk de wijzen waarop 66 onschuldige mensen hier om het leven werden gebracht.

De executies werden in het geheim voltrokken en de slachtoffers werden anoniem begraven. Het is nog steeds niet duidelijk hoeveel mensen er hier de dood vonden.
In het midden van het terrein staat een overkoepeld praalgraf in witte steen, die dienst doet als altaar. Bij herdenkingsplechtigheden worden op het terrein soms erediensten opgedragen.

Achteraf werden in 1951 ook een aantal executiepalen opgesteld op het domein. Deze zijn slechts symbolisch. Het is niet zeker of er door de Duitsers executiepalen werden opgesteld. De meeste slachtoffers werden doorgaans staande geëxecuteerd voor een aarden wal.

De terechtgestelden werden na de oorlog uit hun massagraf gehaald en herbegraven in hun thuisgemeenten. Ook de kruisjes die hier zijn opgesteld hebben slechts een symbolische waarde.
Toch is dit oord ook een begraafplaats. In 1952 werden de overblijfselen hier bijgezet van 15 onthoofde politieke gevangenen.

Verder op het terrein staat deze treinwagon. Het is de originele wagon waarmee honderden Belgen naar verscheidene concentratiekampen in Duitsland en Polen werden gedeporteerd.

Dit executieoord werd als herdenkingsplaats ingehuldigd door koning Boudewijn op 13 mei 1953 en is sinds 1966 beschermd als nationaal erfgoed. Jaarlijks wordt hier op de tweede zondag van mei een herdenkingsplechtigheid gehouden.

Geraadpleegde bron : inventaris.onroerenderfgoed.be

Wonterwijs.

Het zonlicht weerkaatste van de overweglichten op de zijgevel van het hoekhuis ernaast, waar vroeger het wachthuisje voor de overwegwachtster stond. Ik liet de spoorweg achter mij en wandelde verder de dorpsstraat van Wontergem in.
Dit is mijn geboortedorp, waar ik tot aan mijn vijf jaar heb gewoond. Mijn geboortehuis staat er al lang niet meer. Eerlijk gezegd is het er momenteel een beetje “een dooie boel”. Winkels zijn er in het dorpscentrum niet meer te vinden. Geen bakker, geen slagerij, geen kruidenier, geen enkele herberg.

Wat verder kwam ik voorbij de “oude melkerij”. Ooit was dit de florerende zuivelfabriek “Sint-Macharius”, een melkverwerkend bedrijf dat in de jaren dertig werd gebouwd. Maar nu staat dit gebouw er al jaren verlaten en vervallen bij.

De melkerij Sint-Macharius in betere tijden

De melkerij was van 1930 tot aan de sluiting in 1993 in handen van de familie De Wulf, ook na de aansluiting bij de zuivelcoöperatie Comelco.
In 1950 werd er een nieuwer gedeelte aangebouwd dat werd ingericht en gebruikt als kaasfabriek. Geheel rechts staat het herenhuis, dat reeds zou dateren uit de 19e eeuw en diende als woonst voor de familie De Wulf. Ook dat huis staat er nu verlaten en vervallen bij.
Naar verluid zouden al deze gebouwen binnenkort worden afgebroken, waardoor alweer een stukje onroerend erfgoed in de Leiestreek voorgoed verloren gaat.

Ik wandelde verder tot aan de Sint-Agneskerk.

Voor de kerk staat een monument ter ere van mijn moeder’s oom (mijn grootoom dus) Lucien Buysse. Blijkbaar is men in dit dorp nog steeds trots op hun beroemdste inwoner ooit, die als Flandrien heel wat wielerwedstrijden won, waaronder in 1926 de Ronde van Frankrijk.
Hij was de echtgenoot van de zus van mijn grootmoeder. Als kind heb ik de man nog gekend toen hij reeds op oudere leeftijd was. Hij heeft me ooit getrakteerd met de allereerste cola die ik in mijn leven heb gedronken.

Een beetje verder staat nog een ander monument. Een monument met een molensteen. Deze molensteen is wat nog rest van een stellingmolen gebouwd in 1855. Door een brand in 1892 ging het wiekenkruis verloren. Daarna werd de molenromp nog een tijd gebruikt als stoommaalderij, maar uiteindelijk in 1917 gesloopt.
De foto bij het monument is de enige bestaande foto van de molen, die op dat moment zijn wieken al verloren had. Alle huizen die op die oude foto staan zijn inmiddels reeds lang verdwenen.

Recht tegenover de kerk staat het gemeenteschooltje. Héél lang geleden, toen de dieren nog spraken, heb ik in dit schooltje mijn eerste en tweede kleuterklasje doorlopen. Tegenwoordig luistert dit schooltje naar de naam “Wonterwijs”.
Dat is wat ik later ook ben geworden : “wonterwijs”. 😉

Wat verder in een verloren hoek achter de kerk staat dit bouwvallig huisje. Dit huisje staat hier al heel lang en lijkt tot mijn verbazing nog steeds bewoond.

Tja, Wontergem is niet meer wat het geweest is. Rondom het dorp heb je heel wat mooie residentiele woonwijken, maar deze dorpskern lijkt wel wat in de vergeethoek te zijn geraakt. Misschien is het hoog tijd dat er hier een nieuwe, frisse wind waait, zodat het dorp de gezelligheid dat het vroeger wel degelijk had, terug kan krijgen.

# Throwback / 5

Onze watertoren

Op 12 september is er in Vlaanderen de 33ste Open Monumentendag. Maar vandaag blik ik nog even terug op de Open Monumentendag van het jaar 2008.
Dat jaar kregen wij de gelegenheid om de watertoren van onze gemeente te bezoeken. Die toren is anders nooit toegankelijk voor het publiek, maar voor de Open Monumentendag maakte men in 2008 een uitzondering en kon iedereen die dat wilde binnenin de toren een kijkje gaan nemen.

Ik weet niet meer precies hoeveel, maar er waren heel wat trappen te bestijgen in de toren. Dertien jaar geleden had ik nog niet zoveel last van rugklachten en kon ik gezwind naar boven klauteren.

Eenmaal boven stonden wij in een ruimte die zich vlak onder het grote waterreservoir bevond. Van een deskundige kregen wij er uitleg over de werking van zo’n watertoren en over het belang om zorgzaam om te springen met water.

Maar we waren vooral naar hier gekomen om, veilig vanachter de vensterramen, onze gemeente een keertje vanuit de hoogte te bekijken.

In de septemberzon wierp de schaduw van de toren zich over de huizen en tuinen van de woonwijk beneden.

We waren tevreden die dag omdat we onze watertoren, die we daar al ons hele leven lang hebben zien staan, ook eens binnenin hadden kunnen zien en ook de buurt eens vanuit het vogelperspectief hadden kunnen bewonderen. En we hadden er ook nog iets van opgestoken.

#Throwback / 4

Hevige regenval heeft vorige week voor heel wat ellende gezorgd in ons land, Nederland en Duitsland. Mensen kregen een enorme zondvloed over zich heen. De gevolgen waren hallucinant. In ons land zijn reeds 31 doden geteld en dat getal zal nog oplopen want veel mensen blijven nog vermist. De materiële schade is immens.
Bij ons in de Vlaamse provincies viel er wonderwel geen druppel, maar we hebben erg te doen met al die mensen die door deze rampspoed zijn getroffen. Duizenden vrijwilligers zijn reeds hulp gaan bieden of doen inzamelacties.
Zo erg hebben we het nog nooit gehad. Intussen schijnt overal weer de zon.
Natte zomers, met minder catastrofale gevolgen, kregen we in het verleden wel al meerdere keren te verwerken.

Mercator in de regen

Zo regende het pijpenstelen toen wij op een kille zondag in de zomer van 2012 de stad Rupelmonde binnenreden. Voor de kerk stond Mercator er maar beteuterd bij.

We waren nog nooit eerder in de stad van Gerardus Mercator geweest. Door het miezerige weer bood het stadscentrum een ietwat mistroostige aanblik. De terrasjes lagen er verlaten bij.

Ook de Graventoren aan de Rupel leek helemaal verkleumd. Deze Graventoren is het enige wat er nog overblijft van wat ooit een machtige en onneembare waterburcht was, gebouwd door de graven van Vlaanderen in de 12e eeuw.

Eeuwen lang hadden de Graven van Vlaanderen in dit gravenkasteel een residentie. vanaf 1647 werd het kasteel gebruikt als staatsgevangenis. Heel wat historische figuren werden er gevangen gehouden en zelfs terecht gesteld. Mercator zelf zat hier gedurende zeven maanden opgesloten, op beschuldiging van ketterij.
Later kwam het kasteel in verval en bleef alleen nog deze toren over. Binnenin de toren is nu een klein museum ingericht met ondermeer het Mercator schrijn. Aangezien we buiten alleen maar nat werden, leek het ons een goed idee om de steile trap naar de ingang te bestijgen en in de toren te gaan schuilen.

Binnenin het Mercatorschrijn was een globe van Mercator te bewonderen. Gerard Mercator (°1512 – +1594), cartograaf, instrumentenbouwer en uitvinder van de “atlas” is de beroemste inwoner ooit van Rupelmonde.

We beklommen de smalle trap naar boven waar we een heel mooi uitzicht hadden op Rupelmonde en de Scheldevallei.

Aan de andere kant van de toren keken we uit over de binnenstad.

Intussen was het opgehouden met regenen en kwam er zowaar een streepje blauwe lucht tevoorschijn.

Van de graventoren kuierden we naar de oude watermolen, daar niet zover vandaan. Deze watermolen is een getijdemolen (waarvan het molenrad wordt aangedreven door het tij) en is nog steeds maalvaardig.

Binnen kregen we een korte rondleiding van de molenaar. Wat ie toen allemaal heeft verteld ben ik helaas vergeten. Voor die uitleg zullen we nog eens moeten terugkeren.

Toen we de stad verlieten kwamen er boven het hoofd van Mercator alweer dreigende regenwolken opzetten.

Ierse en Britse Memorials in de Westhoek.

Omdat we nog niet meteen zin hadden om naar huis te gaan, waren we vanaf de Rijselpoort in Ieper richting Sint-Elooi en Wijtschate gereden. We zetten verder koers naar het dorpje Mesen.

We bevonden ons in het meest westelijke puntje, onderaan onze landkaart, vlakbij de Franse grens.

In Mesen hielden we halt bij de “Ierse Vredespark”, waar de Ierse toren staat. De toren herbergt de ‘war memorial books’ van John French (1922), waarin de namen staan van circa 49.000 Ierse mannen die stierven tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De 30,5 meter hoge toren is ontworpen naar het voorbeeld van de traditionele Ierse round tower. In Ierland staan tal van deze ronde Keltische torens, alleen zijn de torens aldaar minstens duizend jaar ouder dan deze in Mesen.

De toren heeft een diameter van 6,3 m en heeft een kegelvormig dak. De stenen die werden gebruikt om de buitenkant van de toren te bekleden bestaat grotendeels uit Ierse breuksteen.
Het ontwerp heeft een uniek aspect dat ervoor zorgt dat de zon het interieur alleen verlicht op het 11de uur van de 11de dag van de 11de maand, de verjaardag van de wapenstilstand die de oorlog beëindigde.

Het Vredespark verwijst ook naar de bloederige Mijnenslag van Mesen in 1917. Toen streden katholieke en protestantse Ierse soldaten hier zij aan zij. Jongeren uit Ierland bouwden mee aan de toren, als teken van vrede en verzoening. Deze site biedt een prachtig zicht op het omliggende heuvelachtige landschap. Het Iers karakter van deze site wordt nog eens beklemtoond door de keltische opschriften op de buitenmuren.

De toren werd ingehuldigd op 11 november 1998 door president Mary McAleese van Ierland, koningin Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk en koning Albert II van België.

Van Mesen reden we nog vijf kilometer verder naar het dorp “Ploegsteert”, dat vooral bekend is in de wereld van het wielrennen. Het parcours van de wedstrijd Gent-Wevelgem gaat voor een stuk over de befaamde “plugstreets” en Ploegsteert is ook het geboortedorp van de legendarische, maar tragische wielrenner Frank Vandenbroucke.
Wij hielden hier even halt bij het “Ploegsteert Memorial”. We parkeerden de auto naast een gezellig authentiek caféetje waar we enkele jaren geleden al eens hadden vertoefd, maar dat nu potdicht was vanwege covid.

Het Ploegsteert Memorial is een Brits oorlogsmonument. Het is opgetrokken op de Britse militaire begraafplaats Berks Cemetery Extension, net ten noorden van het dorpscentrum. Het monument herdenkt 11.390 Britse militairen die in deze omgeving sneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar geen gekend graf hebben. Binnenin het cirkelvormig gebouw bevinden zich panelen waarin de namen van de gesneuvelden zijn gegraveerd.
Twee stenen leeuwen bewaken deze indrukwekkende herdenkingsplaats. Het Memorial werd ingehuldigd op 7 juni 1931 door Leopold III.

Net voorbij Ploegsteert kon je de grens over met Frankrijk, maar wij maakten rechtsomkeer en reden in plaats daarvan in de richting van Kortrijk en vandaar, via de autostrade, terug naar huis.