De (heel) grote markt.

De voorbije weken had ik wat problemen met mijn ogen en zag ik alle letters op mijn computerscherm wazig en dubbel. Maar na een bezoek aan de oogarts die beginnende katarakt vaststelde en een nieuwe, aangepaste bril op mijn neus, kan ik eindelijk weer iets op deze blog posten.

Zo waren Vrouwtjelief en ik onlangs in de stad Sint-Niklaas beland. Het was lang geleden dat we daar nog geweest waren. Heel wat steden in Vlaanderen hebben een plein dat “de Grote Markt” heet. Maar in Sint-Niklaas hebben ze echt wel een grote markt. Een héél grote markt.

Op de Grote Markt van Sint-Niklaas staat het stadhuis. Het werd in neogotische stijl gebouwd tussen 1876 en 1878. Pas in 1904 kreeg het belfort van het stadhuis ook een beiaard.

Het stadhuis van Sint-Niklaas is, denk ik, eveneens de residentie van Sinterklaas, wanneer hij in het land is.

Maar aan deze Grote markt staan nog meer interessante historische gebouwen. Het rode gebouw bijvoorbeeld, rechts op de foto hieronder, is het oudste gebouw dat dateert uit de 16e eeuw. Het was tot het einde van de 18e eeuw de zetel van het hoofdcollege van het Land van Waas, wat destijds de hoogste instantie van de streek was.
Momenteel is op het gelijkvloers een herberg gevestigd en op de verdiepingen zijn er bedrijfskantoren.

Het gebouw links ernaast is het Postgebouw uit 1902. Het postkantoor is inmiddels verhuisd en nu is het gebouw ingenomen door een callcenter.

Wat verder, aan dezelfde kant van de Grote Markt staat de “Cipierage” uit de 17e eeuw (foto hieronder). Het is een voormalige gevangenis. Het verhaal gaat dat in de Cipierage de gevangen werden opgesloten op zolder. Ze werden in “muiten”, een soort van kooien, omhoog gehangen. Een beetje zoals een vogel in een kooi.
Later deed het gebouw dienst als museum en bibliotheek. Momenteel is de dienst toerisme van de stad erin ondergebracht.

Links ernaast staat het Schepenhuis, ook wel Parochiehuis genaamd, eveneens uit de 17e eeuw. Oorspronkelijk was hier de zetel van de Vierschaar gevestigd tot de Franse overheersers er in 1796 een stadhuis van maakten. Nu zijn er kantoren van verschillende stadsdiensten in gehuisvesd. In de nis van de dakkapel staat een Sint-Nicolaasbeeld uit 1867.

We kwamen ook voorbij de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het interieur van de kerk moet de moeite waard zijn, maar helaas was de kerk potdicht en stond bovendien in de steigers. Het 6 meter hoge, vergulde Mariabeeld bovenop de 50 meter hoge toren was van beneden nauwelijks te zien. Maar gelukkig had ik mijn telelens bij waarmee ik kon inzoemen op “Miet Vergult”, zoals het beeld hier in de volksmond wordt genoemd.

Vanaf daar liepen wij om de Grote Markt heen naar het Romain De Vidtspark, hier niet zover vandaan. Nu ja, we liepen niet, we kuierden naar het park. Het lopen lieten we over aan deze drie.

In dat park gingen we op zoek naar Reynaert de vos. Maar da’s iets voor een volgend postje.

Een klein stukje hemel.

We waren, Vrouwtjelief en ik, van de Grote Markt in Kortrijk naar het begijnhof gewandeld. Daarvoor hoefden we eigenlijk enkel maar een straat over te steken.
Reeds in het jaar 1241 namen de eerste begijntjes hier hun intrek om er een vroom en celibatair leven te leiden en zo hun hemel te verdienen. Dit begijnhof werd gesticht door Johanna Van Constantinopel, gravin van Vlaanderen. De 41 huisjes dateren uit de 17de eeuw.

We waren hier ook in september van 2020. Toen was het lekker nazomers weer, met slechts enkele schapenwolkjes aan een blauwe lucht. Maar toen waren hier ook volop restauratiewerken aan de gang en werden de kasseien in de straatjes van het begijnhof heraangelegd.

Nu waren de restauratiewerken afgerond en lagen de kasseien er netjes en gloednieuw bij. Maar nu hadden we een grijze lucht waaruit wat lichte regen viel.
Een mens kan niet alles hebben in het leven.

Het begijnhof van Kortrijk is al meermaals, hier en op andere blogs, uitgebreid besproken. Dat hoef ik nu niet meer te doen. Maar het begijnhof is bij alle weersomstandigheden altijd goed voor enkele pittoreske plaatjes.

De lichte regen en een fris windje waren amper de moeite waard om te vermelden, maar zorgden er toch voor dat wij na enige tijd er nat en verkleumd bijliepen. Vrouwtjelief rilde van de kou.
Gelukkig is er in het begijnhof het voormalig huis van de Grootjuffrouw, dat is ingericht en wordt uitgebaat als koffie- en eethuis. Van zodra we de deur openstaken kwam de geur van koffie en vers gebakken pannenkoeken ons tegemoet. Het was er knus en gezellig warm. Kortom, een klein stukje hemel op aarde.
We hadden het verdiend.

Dat was voorlopig het laatste uitstapje die ik, samen met mijn vrouw, heb gedaan. Vrouwtjelief is inmiddels terug thuis uit het ziekenhuis. Door nieuwe verwikkelingen van haar ziekte heeft ze nu ook blijvende diabetes gekregen. Daardoor moet ze zich, bovenop de andere ellende, ook nog dagelijks en voor de rest van haar leven insuline inspuiten. Nu maar hopen dat de ziekte niet nog meer onaangename verrassingen in petto heeft.

Het scepenhuus.

Vrouwtje is helaas, voor de zoveelste keer, opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Dit keer met een nieuwe ontsteking van de pancreas, met te hoge suikerwaarden als gevolg. Dat terwijl ze nog hersteld van de darmoperatie en een gesloten sleutelbeen. De ellende blijft voor haar maar duren. Het is niet te doen.


***

Ik probeer intussen, hier op de blog, toch mijn verhaal af te maken over onze kleine uitstap naar Kortrijk, enkele weken geleden. Vrouwtjelief en ikzelf waren op de Grote Markt in Kortrijk. Boven onze hoofden pakten donkergrijze wolken zich samen en we verwachten ieder moment een plensbui. Maar voorlopig bleef het bij wat licht gedruppel.

We hadden zonet “Manten en Kalle” gezien op de belforttoren en nu liepen we naar de andere kant van het marktplein, waar het historisch stadhuis van Kortrijk staat.
Het “Scepenhuus” aan de Grote Markt wordt reeds in geschriften uit de 14e eeuw vermeld, maar het huidig uitzicht ervan dateert grotendeels uit de 17e en 19e eeuw.

De voorgevel van het gebouw biedt aan de voorbijganger een les in vaderlandse geschiedenis. Want alle Graven van Vlaanderen die onze geschiedenis rijk is (dat waren er nogal wat), zijn op deze gevel met een standbeeld vereeuwigd.

Zo staan aan beide zijden van het centraal balkon boven de hoofdingang, de graven Diederik Van den Elzas (dat was degene die het Heilig Bloed van het Heilig Land naar Brugge bracht) en zijn zoon Filips.

Wie goed thuis is in onze Vlaamse geschiedenis herkent op de gevel ook nog Johanna en Margaretha van Constantinopel, Gwijde van Dampierre, Filips de Goede, Keizer Karel V en nog een resem middeleeuwse mannen en vrouwen die in onze contreien machtige figuren waren.

Het historisch stadhuis was helaas gesloten. Binnenin bevinden zich heel wat waardevolle, historische kunstschatten. Voor een bezoek aan dit stadhuis komen we later zeker nog eens terug naar Kortrijk.
Dat geldt ook voor de Sint-Maartenkerk, die achter de huizen op de Grote Markt oprijst. Daarbinnen zijn ook heel wat kerkschatten te zien met grote historische waarde.
Maar die dag waren er werken aan de gang, rondom de kerk, waardoor de toegang nogal bemoeilijkt werd. We besloten om ook dat bezoek nog even uit te stellen tot een latere keer.

Tja, wat viel er in Kortrijk dan nog te zien op korte wandelafstand van de Grote Markt ? Ah ja, het begijnhof, natuurlijk.
Maar da’s weer iets voor een volgend logje.

Klokkenluiders.

Het bleef hier weer even stil op deze blog. Dat kwam omdat mijn echtgenote wat extra zorg nodig had. Ze is nog volop herstellende van haar ziekte en ze is nog vrij zwak. Vorige week kreeg ze plots een duizeling en is ze pardoes gevallen. Ze heeft daarbij haar linker sleutelbeen gebroken. Ze zit nu met haar arm in een speciaal verband die haar schouder immobiliseert. Dat moet nu ook 6 weken herstellen, waardoor de verdere behandelingen aan haar darm en galblaas zijn uitgesteld. Het zit haar echt niet mee. Maar ze blijft de moed erin houden.

***

De week ervoor hadden we een uitstapje gemaakt naar Kortrijk, een stad waar alles op korte wandelafstand van elkaar ligt, wat handig is voor Vrouwtjelief.
Toen we thuis vertrokken scheen de zon uitbundig aan een blauwe hemel, al hingen er wel wat dikke, onschuldige stapelwolken in de lucht. Maar naarmate we Kortrijk naderden werd de lucht steeds grijzer en dreigender. Toen we in Kortrijk op de Grote Markt aankwamen was het lichtjes aan het druppelen. We lieten ons daardoor echter niet uit ons lood slaan en besloten om een mini-stadswandelingetje te maken.

Het eerste wat opvalt op de Grote Markt van Kortrijk is de Belforttoren, met aan de ene zijde daartegen aangeleund een oorlogsmonument uit 1927, ter nagedachtenis van de gesneuvelde Kortrijkzanen in de Eerste Wereldoorlog.

De toren was vroeger de noordoostelijke toren van de Lakenhalle, die gebouwd werd in 1411. In de 16e eeuw verloor de Lakenhalle haar functie en omstreeks 1550 werd rondom de toren huizen gebouwd met een gemeenschappelijke binnenkoer. Die huizen werden later nog eens herbouwd, maar in 1899 werden ze finaal gesloopt en bleef de belforttoren alleen achter.

Het Belfort en de huizen er omheen in 1897.

Ik zoemde met de telelens in op de torenspits. Daar staat het vergulde beeld van de Romeinse god Mercurius. Bij de Romeinen was dat de god van de handel en in de oude Lakenhalle werden dan ook heel wat ambachtsproducten verhandeld.
Maar ik was vooral geïnteresseerd in “Manten en Kalle”. Die twee waren van hieruit echter niet te zien.

Daarvoor moest ik naar de andere kant van de toren. Daar zag ik ze hoog op de klokkentoren staan blinken.

Manten en Kalle zijn twee figuren uit een oude volkslegende en staan symbool voor trouwe liefde aan elkaar en aan de stad. Manten slaat op de klok het uur, Kalle het halfuur.
Maar aan deze klokkenluiders hangt nog een ander, merkwaardig historisch verhaal vast. Want Manten en Kalle waren niet de oorspronkelijke klokkenluiders van de stad.

In het jaar 1382 werd de slag bij Westrozebeke uitgevochten, tussen de opstandige Vlaamse steden en de koning van Frankrijk. Bij deze strijd beten de Vlamingen in het zand.
De Fransen waren de vernedering van de Guldensporenslag nog niet vergeten en zinden op wraak. Ze trokken naar Kortrijk om er te plunderen en te moorden.
Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië die meestreed aan de zijde van de Franse koning, liet de belfortklok van Kortrijk naar beneden halen en overbrengen naar Dijon, de hoofdstad van Bourgondië. De klok werd er bekend als “Le Jacquemart“,” wat uitgroeide tot de algemene benaming voor een klok met mechanische poppen, en staat nog steeds op de Notre-Damekerk van Dijon.

De oorspronkelijke klokkenluiders van Kortrijk, op de Notre-Damekerk van Dijon (foto Wikipedia)

(wordt vervolgd)

Hoge kraters. (2/2)

Na ons bezoek aan het Museum Hooge Crater in Ieper, maakten mijn Vrouw en ik een wandeling langs de velden achter het museum. Ons doel was het “kraterbos” dat op ongeveer anderhalve kilometer afstand van het museum ligt. Dat leek ons voor Vrouwtjelief, die nog te zwak is om lange wandeling te doen, net haalbaar. Aanvankelijk ging de weg zelfs lichtjes naar beneden, waarna het weer “vals plat” bergop ging.
Na zo’n halve kilometer kwamen we bij “Barak De Vinck”.

Toen Baron Gaston De Vinck in 1919 naar hier terugkwam en zag dat zijn kasteel door de gevechten tijdens de oorlog, met de grond gelijk was gemaakt, bouwde hij voor zichzelf en zijn familie een betonnen noodwoning.

Baron De Vinck en zijn gezin voor zijn betonnen noodwoning, omstreeks 1920.
Foto : www.hoogecrater.com


Deze noodwoning is bewaard gebleven en gerestaureerd. Je kan het huis afhuren om er je vakantie in door te brengen. Alles is er voorzien, maar je moet er rekening mee houden dat alles er nog is zoals in 1919. Zo is er geen leidingwater en geen elektriciteit. Je leeft er zoals men dat deed in 1919. De ideale manier om te onthaasten.

Toen we aan Barak De Vinck waren, kon Vrouwtjelief plotseling niet meer verder. Ze had haar krachten blijkbaar overschat. Ze besloot om hier op mij te wachten op een bankje. Nadat ik had beloofd om spoedig terug te zijn, liet ik mijn vrouw achter (foei) en zette ik de wandeling alleen verder. De weg ging nu wat steiler de hoogte in. Algauw kwam ik in open terrein en zag ik in de verte het kraterbos liggen.

Ik bevond mij hier op de zogenaamde “Bellewaerde Ridge“. Deze uitgestrekte gronden behoorden vroeger toe aan Baron De Vinck. Hier stond ooit de “Bellewaerde hoeve“, waarnaar het befaamde pretpark is genoemd. De hoeve zou hebben gedateerd uit de 14e eeuw.

In 1915 bevonden de Britse troepen zich in en rondom de Bellewaerde hoeve. Op 2 juni 1915 slaagden de Duitsers erin om de hoeve te veroveren, nadat ze een week ervoor een gasaanval hadden uitgevoerd. De gevechten bleven hier aanhouden, geen van beide legers boekten enige terreinwinst.

De weg bleek voor een ongeoefend wandelaar, zoals ik, toch wel een kuitenbijter, maar na anderhalve kilometer wees een pijl naar een zijdelingse aardeweg die recht naar het kraterbos toeliep.

Zo zag dit bos eruit, anno 1915.

In dit bos liggen nog steeds elf mijnkraters. Op 25 september lieten de Briiten mijnen ontploffen onder de Duitse stellingen. Tegelijk voerden ze een grote tegenaanval uit en slaagden er zelfs in om de Bellewaerde hoeve te heroveren. Maar de tegenaanval draaide uiteindelijk uit op een desastreuze mislukking. Door de vele beschietingen werd de Bellewaerde hoeve uiteindelijk tot puin herleid.
Behoedzaam ging ik op verkenning in het bos.

Algauw stuitte ik op een mijnkrater. De foto hieronder is niet zo geslaagd. Door het spel van licht en schaduw is de diepte van deze krater op de foto niet waar te nemen. Maar het was echt wel een grote , diepe put die voor mij lag. Afdalen in de put durfde ik niet, want dan zou ik er waarschijnlijk nooit ofte nooit meer zijn uitgeraakt.

Ik volgde nog een tijdje het bospad, vond nog een tweetal minder diepe kraters en raakte daarna een beetje mijn oriëntatie kwijt. Plots stond ik terug naar de rand van het bos.
Vanaf deze heuvelrug hadden de Duitsers een panoramisch zicht op de Britse linies. Daarom waren deze heuvels van strategisch belang. Maar door het feit dat beide legers hier drie jaar lang vast zaten en er voortdurend gevechten waren, werd dit landschap tijdens de Eerste Wereldoorlog helemaal verwoest.

Het kasteel van Baron De Vinck werd later nooit meer heropgebouwd. In 1953 zou de baron een deel van zijn gronden, hier twee kilometer vandaan, verpachten aan Albert Florizoone, die er een dierentuin zou oprichten onder de naam “Safari Bellewaerde”, de voorloper van het huidige pretpark.

Maar tijdens de Eerste Wereldoorlog was op deze heuvels weinig pret te beleven. Een foto in het Museum Hooge Crater, toont de helse toestanden die hier toen heersten. We zien gewonde Britse soldaten, die niet werden achtergelaten, maar geëvacueerd naar iets veiliger oorden.

Maar Ik had mijn vrouw achtergelaten ! 😮 Oeps ! Ik was haar niet vergeten natuurlijk, ik had alleen eventjes (heel eventjes maar) niet meer aan haar gedacht. Hoog tijd om op mijn stappen terug te keren.
Bij de Barak De Vinck vond ik haar goed en wel terug. Samen gingen we daarna nog een lekker hapje eten in café/bistro “De Hooge Crater”, alvorens terug huiswaarts te keren.

Bron :
www.hoogecrater.com
http://www.inventaris.onroerenderfgoed.be

Hoge kraters. (1/2)

Vorige week donderdag hadden we nog een mooie nazomerse dag. Vrouwtjelief en ik wilden van die gelegenheid gebruik maken om een uitstapje te doen. We besloten om, voor de eerste keer sinds haar ziekte, een beetje verder weg van huis te gaan. We reden naar de Westhoek. We hielden halt aan het “Hooge Crater Cemetery” in Ieper, een Brits militair kerkhof zoals er in deze streek tientallen zijn.
Amper 100 meter verderop lag het pretpark Bellewaerde, maar daar gingen wij niet naartoe. Ons doel was de kapel die aan de overkant van de weg stond en die reeds lang geen kapel meer is.

Hier stond ooit het “kasteel ’t Hooge” dat sinds 1851 in handen was van de adelijke familie De Vinck. Maar in 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd hier zeer hevig gevochten. Baron Gaston De Vinck zag zich genoodzaakt om samen met zijn gezin te vluchten.
Toen hij in 1919 terugkwam, zag hij dat zijn kasteel met de grond gelijk was gemaakt. In 1927 liet hij, op de plaats waar het kasteel stond, een kapel en een schooltje bouwen.

Maar eind jaren ’70 werd in het schooltje gestopt met lesgeven door een tekort aan leerlingen. In 1992 kocht de familie De Smul de gebouwen, die ze restaureerden en er het Museum Hooge Crater in onderbrachten.

Dat museum wilden wij vorige donderdag wel eens bezoeken. Maar eerst dronken we nog een latte macchiato op het gezellig terras van het gelijknamig café dat door dezelfde eigenaars van het museum wordt uitgebaat.

Het museum zelf zit volgestouwd met authentiek oorlogsmateriaal dat in deze streek werd opgegraven en verzameld. Een uitgebreide collectie aan wapens, uitrustingen en foto’s, tentoon gesteld achter glas in levensgrote reconstructies van oorlogstaferelen.
Enkele sfeerbeelden.

Indrukwekkend waren ook de ontelbare obussen die achter een ijzeren hek in een grote nis waren opgesteld.

Er waren ook enkele kamertjes ingericht in de stijl van 1918 waar allerlei kaders en spullen uit die tijd waren bijeen gebracht. Antiek en vooral authentiek materiaal die iedere verzamelaar van oudheidkundige hebbedingen zou doen watertanden.

Na ons museumbezoek maakten wij nog een wandeling. We trokken achter het museum de velden in, op zoek naar de echte hoge kraters. Daarover vertel ik volgende keer meer.

Bron :
www.hoogecrater.com
http://www.inventaris.onroerend.erfgoed