Een mural met een lang verhaal. (2/2)

In Wichelen, het geboortedorp van mijn vrouw, prijkt op de gevel van een huis naast de pastorij een mooie mural. De blikvanger op die muurschildering is de afbeelding van de Byzantijnse keizerin Theophanu uit de oudheid. Wij vroegen ons af wat de link was tussen deze keizerin uit de oudheid en dit kleine Oost-Vlaamse dorp?
Zoals ik vorige keer al vertelde was ze in het jaar 972 gehuwd met Otto II, de zoon van de Rooms-Duitse Keizer. Ter gelegenheid van haar huwelijk kreeg ze van haar schoonvader Otto I, een bruidschat. Die bruidschat omvatte vooral Rooms Katholieke schatten en eigendommen. Zo was ook de abdij van Nijvel een onderdeel van haar bruidschat.

De abdijen in die tijd waren op zich ook rijk en bezaten heel wat eigendommen en landgoed. De abdij van Nijvel was onder meer eigenaar van een aantal nederzettingen aan de Schelde. Wichelen was toen zo’n nederzetting die toebehoorde aan de abdij van Nijvel.
Doordat de abdij van Nijvel aan de prinses werd geschonken, werden alle bezittingen van de abdij eveneens haar eigendom. Zo kwam het dat prinses Theophanu, van het jaar 972 tot aan haar dood in 991, de eigenares was van wat nu het dorp Wichelen is. Da’s dus de link.

Of Keizerin Theophanu ooit haar eigendom heeft bezocht en in de nederzettingen aan de Schelde is geweest, valt te betwijfelen. Ze bracht een groot deel van haar tijd door in de katholieke Sint-Pantaleonkerk in Keulen, gesticht door aartsbisschop Bruno (die de broer was van haar schoonvader), ofwel in de Hagia Sophia, de toen nog oosters-orthodoxe kathedraal in Constantinopel (het huidige Istanboel).
Vandaar dat deze beide kerken ook op de mural in Wichelen zijn afgebeeld.

Onderaan de mural is een natuurlijk tafereel geschilderd. Dit verwijst naar de Bergermeersen, het natuur- en overstromingsgebied aan de Schelde, aan de rand van het dorp. Daar werden de voorbije jaren heel wat archeologische vondsten gedaan tijdens baggerwerken, die erop wijzen dat deze regio in die tijd toch wel enig belang had.
In maart van vorig jaar maakte ik in de Bergermeersen nog een mooie wandeling, waarvan ik achteraf een verslag postte op deze blog.

Een mural dus met een lang verhaal, of hoe een klein dorp in Vlaanderen toch een rijke geschiedenis kan hebben.

Een week later bezochten wij, in de pastorij van het dorp, een kleine tentoonstelling over Keizerin Theophanu en de archeologische opgravingen in de Bergermeersen. Aan de andere kant van de pastorij staat de Sint-Gertrudiskerk van Wichelen.

Vrouwtjelief en ik gingen binnen in de kerk een kijkje nemen. Dit is de kerk waarin wij zijn getrouwd, volgende week precies 36 jaar geleden. Ook dat is dus intussen al een lang verhaal. 🙂

Een mural met een lang verhaal. (1/2)

Drie weken geleden, op een mooie zomeravond, waren wij in Wichelen, het geboortedorp van mijn echtgenote, gelegen tussen Gent en Dendermonde. Ons oog viel daar op een muurschildering op de gevel van een huis naast de Pastorij.
Een mooie, maar ietwat vreemde mural die daar recent werd aangebracht. Ik maakte er enkele foto’s van.
Een paar dagen later kreeg Vrouwtjelief een brochure in de bus van de Heemkundige kring van Wichelen. Daarin stond wat meer uitleg over deze mural. De dame die prominent op de gevel staat afgebeeld blijkt de Byzantijnse Keizerin Theophanu te zijn. De mural werd geschilderd door kunstenaar Gunther Cazn Baeyens, naar aanleiding van het 1050 jarig bestaan van het dorp.

Maar, zo vroegen wij ons af, waarom staat een Byzantijnse keizerin uit de oudheid op een muurschildering in Wichelen ? Er blijkt wel degelijk een link te zijn. In de brochure van de heemkundige kring staat een lang en ietwat ingewikkeld verhaal om dat uit te leggen. Maar ik zal proberen om het kort en eenvoudig na te vertellen.

In het jaar 395 na Chr. werd het Romeinse Rijk opgesplitst in twee helften : het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk. In het West-Romeinse Rijk brak men met de Romeinse gebruiken, religies en taal, maar dat rijk ging algauw ten onder aan versplintering in verschillende koningrijken. Tot in het jaar 962 de Duitse koning Otto I door de Paus van Rome tot keizer van het Duitse Rijk werd gekroond.
In het Oost-Romeinse Rijk, later het Byzantijnse Rijk genoemd, hield men de Romeinse tradities wel in eer en zij vonden die Otto I maar een nepkeizer. Voor hen was de keizer van Byzantium de enige waardige opvolger van de Romeinse keizers.

Twee tegenovergestelde visies dus. Daar moest oorlog van komen. Maar men was toen niet zo erg belust op alweer een oorlog. Men zocht naar een diplomatieke oplossing, wat in die tijd altijd neerkwam op een huwelijk. Als men prinses Theophanu, de toen 12-jarige dochter van de Byzantijnse keizer, zou uithuwelijken aan de 16-jarige Otto II, zoon van de Duitse keizer, dan was de zaak beklonken.
En zo geschiedde. Op 14 april van het jaar 972 stapten beiden in het huwelijksbootje. Prins Otto II werd later keizer van het Duitse Rijk en zijn vrouw Theophanu werd keizerin. Door haar werden twee visies, twee Rijken en twee religies verenigd.

Een mooi verhaal, maar wat heeft deze historie te maken met het Oost-Vlaamse dorpje Wichelen ? Dat vertel ik jullie in het tweede deel van dit logje.

De kroning door Christus van Otto II en Theophanu (ivoren boekomslag ca. 983)
Foto : Wikipedia Commons

Een molen zonder wieken.

Gisteren was het een stralende dag die heel lenteachtig aanvoelde. Ik was naar de kine in Machelen-aan-de-Leie geweest en daarna had ik behoefte om een wandelingetje te maken in het dorp.
Het is een dorp waar ik zowat dagelijks kom, waar ik elk hoekje wel ken en waar het soms druk kan zijn. Maar op een zonnige maandag namiddag vind je hier nog de rust die je alleen in een landelijk dorp kan vinden.

Sinds jaar en dag staat er, net buiten het dorpscentrum, een oude vervallen molen zonder wieken. Het is de Hostens molen, genoemd naar de oorspronkelijk eigenaar, Lieven Hoste, die deze molen in 1840 liet bouwen. Aanvankelijk was het een graanmolen, maar in het jaar 1865 voegde Lievens zoon Francis zware oliepletstenen aan de molen toe en werd er een stoommachine in geplaatst. Hierdoor waren de wieken van de molen overbodig geworden en in 1904 werden ze verwijderd.
De molen bleef tot 1944 in gebruik als mechanische olieslagerij. Daarna raakte de molen met bijhorende molenaarswoning in verval. In de loop der jaren werd ook de binneninrichting ontmanteld. Maar de stenen romp van de molen bleef staan en werd in 1999 zelfs als dorpsgezicht beschermd.

De foto hierboven komt uit mijn archief en nam ik in 2012. Intussen zijn er al enkele restauratiewerken gedaan aan de molen. Sommige mensen vinden de molen, of wat ervan overblijft, een lelijk en overbodig gedrocht. Anderen vinden dan weer dat de molen mee het uitzicht van het dorp bepaalt.

Dat de molen ooit wieken heeft gehad, bewijst deze foto op een oude postkaart uit 1900. Enkele jaren nadat deze foto werd genomen werden de wieken eraf gehaald. En dat vindt iedereen in het dorp nog steeds jammer.

Hostens molen omstreeks 1900

Bron : Cultuurregio Leie & Schelde / Erfgoedbank

Een fietstochtje van niks. (2/2)

Met mijn fiets aan de hand had ik via het vlonderpad de meersen overgestoken, nabij het mini-dorp “Zeveren”. Eenmaal aan de overkant fietste ik verder langsheen een mooi natuurgebied.

Volgens “Natuurpunt” heet het hier de “Zeverenbeekvallei”, een beschermd natuurgebied van 200 hectaren dat bestaat uit diverse biotopen, zoals meersen, dotterhooilanden en broekbossen. Dit natuurgebied ontstond na de ijstijden, toen hier een moeras van een metersdikke veenlaag werd gevormd.

Ik trapte gezwind verder langs een kaarsrecht macadam-baantje, met links van mij een bos en aan mijn rechterkant malse weiden, tot ik bij enkele boerderijen aankwam.

Zo reed ik ook voorbij het hoevetje waar kunstenaar Juul Claeys woonde. Toen Juul Claeys hier in 1966 zijn intrek nam, maakte hij van de stal en de duiventoren, aanpalend aan de woning, zijn atelier.

Juul Claeys werd geboren in 1930. Hij combineerde vanaf 1964 het beroep van piloot met een opleiding aan de academies van Gent en Deinze. Hij ging in de leer bij Jan Burssens, Armand Blondeel en Roger Raveel en werd in 1972 zelf leraar aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten in Deinze. De kunstenaar debuteerde in een vrij klassieke stijl en evolueerde naar abstract expressionisme. Hij overleed in 2002.

Omgeven door groen en natuurschoon, fietste ik verder in de richting van het dorpscentrum van Zeveren…

… tot ik aan het dorpspleintje kwam waar de Sint-Amanduskerk staat.

De deur stond open en ik ging even binnepiepen in dit stemmig kerkje.

Op het pleintje voor de kerk staat nog steeds een schandpaal. Deze staat hier al sinds de middeleeuwen en werd tot in de 19e eeuw gebruikt. De paal die er nu staat is slechts een kopie van de originele paal, die tijdens de Tweede Wereldoorlog ernstig beschadigd werd. Wat er nog rest van de oorspronkelijke paal wordt bewaard in het Museum van Deinze en de Leiestreek.

Bij deze schandpaal eindigde mijn rit. Het was tijd om huiswaarts te keren.
Net zoals het bruggetje van daarnet, was dit een fietstochtje van niks. Maar voor mij volstond het om het algemeen welzijn van mijn gewrichten te onderhouden en te genieten van een fijne nazomerdag. 🙂

Wonterwijs.

Het zonlicht weerkaatste van de overweglichten op de zijgevel van het hoekhuis ernaast, waar vroeger het wachthuisje voor de overwegwachtster stond. Ik liet de spoorweg achter mij en wandelde verder de dorpsstraat van Wontergem in.
Dit is mijn geboortedorp, waar ik tot aan mijn vijf jaar heb gewoond. Mijn geboortehuis staat er al lang niet meer. Eerlijk gezegd is het er momenteel een beetje “een dooie boel”. Winkels zijn er in het dorpscentrum niet meer te vinden. Geen bakker, geen slagerij, geen kruidenier, geen enkele herberg.

Wat verder kwam ik voorbij de “oude melkerij”. Ooit was dit de florerende zuivelfabriek “Sint-Macharius”, een melkverwerkend bedrijf dat in de jaren dertig werd gebouwd. Maar nu staat dit gebouw er al jaren verlaten en vervallen bij.

De melkerij Sint-Macharius in betere tijden

De melkerij was van 1930 tot aan de sluiting in 1993 in handen van de familie De Wulf, ook na de aansluiting bij de zuivelcoöperatie Comelco.
In 1950 werd er een nieuwer gedeelte aangebouwd dat werd ingericht en gebruikt als kaasfabriek. Geheel rechts staat het herenhuis, dat reeds zou dateren uit de 19e eeuw en diende als woonst voor de familie De Wulf. Ook dat huis staat er nu verlaten en vervallen bij.
Naar verluid zouden al deze gebouwen binnenkort worden afgebroken, waardoor alweer een stukje onroerend erfgoed in de Leiestreek voorgoed verloren gaat.

Ik wandelde verder tot aan de Sint-Agneskerk.

Voor de kerk staat een monument ter ere van mijn moeder’s oom (mijn grootoom dus) Lucien Buysse. Blijkbaar is men in dit dorp nog steeds trots op hun beroemdste inwoner ooit, die als Flandrien heel wat wielerwedstrijden won, waaronder in 1926 de Ronde van Frankrijk.
Hij was de echtgenoot van de zus van mijn grootmoeder. Als kind heb ik de man nog gekend toen hij reeds op oudere leeftijd was. Hij heeft me ooit getrakteerd met de allereerste cola die ik in mijn leven heb gedronken.

Een beetje verder staat nog een ander monument. Een monument met een molensteen. Deze molensteen is wat nog rest van een stellingmolen gebouwd in 1855. Door een brand in 1892 ging het wiekenkruis verloren. Daarna werd de molenromp nog een tijd gebruikt als stoommaalderij, maar uiteindelijk in 1917 gesloopt.
De foto bij het monument is de enige bestaande foto van de molen, die op dat moment zijn wieken al verloren had. Alle huizen die op die oude foto staan zijn inmiddels reeds lang verdwenen.

Recht tegenover de kerk staat het gemeenteschooltje. Héél lang geleden, toen de dieren nog spraken, heb ik in dit schooltje mijn eerste en tweede kleuterklasje doorlopen. Tegenwoordig luistert dit schooltje naar de naam “Wonterwijs”.
Dat is wat ik later ook ben geworden : “wonterwijs”. 😉

Wat verder in een verloren hoek achter de kerk staat dit bouwvallig huisje. Dit huisje staat hier al heel lang en lijkt tot mijn verbazing nog steeds bewoond.

Tja, Wontergem is niet meer wat het geweest is. Rondom het dorp heb je heel wat mooie residentiele woonwijken, maar deze dorpskern lijkt wel wat in de vergeethoek te zijn geraakt. Misschien is het hoog tijd dat er hier een nieuwe, frisse wind waait, zodat het dorp de gezelligheid dat het vroeger wel degelijk had, terug kan krijgen.

In een piepklein stationnetje…

2021 is door de Europese Unie uitgeroepen tot het Europees jaar van het spoor. Dat bracht de plaatselijke erfgoed- en heemkundige kringen uit onze streek op een idee.
De stad Deinze telt 17 deelgemeenten en had vroeger ongeveer evenveel treinstations. Veel van die stations zijn in de loop der tijden helaas verdwenen. Nu heeft men een fietsroute uitgestippeld langsheen al deze verdwenen stationsgebouwen en telkens op die plaatsen infoborden geplaatst met oude foto’s en met wat meer uitleg over deze treinstations van weleer. Zoals bijvoorbeeld over het oorspronkelijk station van Deinze dat in 1918 door Duitse bommen werd platgegooid. Het origineel station van Deinze is onder meer te zien op deze oude postkaart uit 1913 (collectie Mudel).

Het probleem was dat men bij sommige van die stations niet over oude foto’s beschikte. Bijvoorbeeld over het piepkleine stationnetje van Wontergem.
Wontergem is een ietwat afgelegen Leiedorp waar eigenlijk alleen maar een treinhalte was met een klein wachthuisje voor de overwegwachtster (in de volksmond ook wel “bareeldraaister” genoemd). Daarvan had men geen enkele foto. Zelfs niet in het rijke archief van het Museum van Deinze.

Het toeval wil dat Wontergem mijn geboortedorp is, waar ik tot mijn vijf jaar heb gewoond en waar ook mijn moeder geboren en getogen was. Het toeval wil ook dat mijn moeder tijdens haar jeugdige jaren nog overwegwachtster is geweest aan de spoorweg in Wontergem. In die tijd waren er nog geen slagbomen en wanneer er een trein afkwam werd de spoorweg afgesloten door middel van een op rails lopende afsluiting of “bareel”, die men door manueel aan een wiel te draaien kon open of dicht schuiven.
Op deze foto zien jullie mijn moeder als overwegwachtster in 1944. Ze was toen 17.

Ik heb op zolder een doos waarin enkele foto’s steken van mijn moeder als jonge overwegwachtster. Dat had ik op een keer verteld aan de collega’s in het museum. Iemand van de cultuurdienst van Deinze had daarvan gehoord en enkele weken later kreeg ik telefoon van die persoon met de vraag of zij eventueel mijn privé-foto’s mocht gebruiken voor het infobord langs de fietsroute in Wontergem en ook voor publicatie in de bijhorende brochure.
Natuurlijk mocht dat en dus stuurde ik de foto’s door. Ik stuurde onder meer deze winterse foto waarop ook mijn grootvader op de voorgrond staat. Mijn grootvader deed toen geregeld vrijwilligerswerk voor de spoorweg en was daar de sporen sneeuwvrij aan het maken, terwijl mijn moeder met sneeuwballen naar haar vader aan het gooien was. Foei !
Wie de man is die op de achtergrond neergehurkt zit aan het wachthuisje weet ik niet. Misschien was dat een vroege aanbidder van mijn moeder ?

Vorige week ben ik een kijkje gaan nemen in Wontergem. Het was een eeuwigheid geleden dat ik daar nog was geweest.
Het wachthuisje aan de spoorweg stond recht tegenover het geklasseerde huis van Lucien Buysse, een Flandrien die in 1926 de Ronde van Frankrijk heeft gewonnen en die een oom was van mijn moeder.

Het wachthuisje staat er natuurlijk niet meer. Het infobord dat er nu staat valt een beetje tegen. Het is aan een nadarafsluiting bevestigd en is eerder klein en onopvallend. Hopelijk komt er later een groter infopaneel dat op ooghoogte zal worden bevestigd ?
Niettemin zijn mijn moeder en mijn grootvader dankzij dit infobord langs de fietsroute en de bijhorende brochure, weer een klein beetje meer vereeuwigd.

Volgende keer wandelen we nog wat verder in Wontergem.