Het scepenhuus.

Vrouwtje is helaas, voor de zoveelste keer, opnieuw opgenomen in het ziekenhuis. Dit keer met een nieuwe ontsteking van de pancreas, met te hoge suikerwaarden als gevolg. Dat terwijl ze nog hersteld van de darmoperatie en een gesloten sleutelbeen. De ellende blijft voor haar maar duren. Het is niet te doen.


***

Ik probeer intussen, hier op de blog, toch mijn verhaal af te maken over onze kleine uitstap naar Kortrijk, enkele weken geleden. Vrouwtjelief en ikzelf waren op de Grote Markt in Kortrijk. Boven onze hoofden pakten donkergrijze wolken zich samen en we verwachten ieder moment een plensbui. Maar voorlopig bleef het bij wat licht gedruppel.

We hadden zonet “Manten en Kalle” gezien op de belforttoren en nu liepen we naar de andere kant van het marktplein, waar het historisch stadhuis van Kortrijk staat.
Het “Scepenhuus” aan de Grote Markt wordt reeds in geschriften uit de 14e eeuw vermeld, maar het huidig uitzicht ervan dateert grotendeels uit de 17e en 19e eeuw.

De voorgevel van het gebouw biedt aan de voorbijganger een les in vaderlandse geschiedenis. Want alle Graven van Vlaanderen die onze geschiedenis rijk is (dat waren er nogal wat), zijn op deze gevel met een standbeeld vereeuwigd.

Zo staan aan beide zijden van het centraal balkon boven de hoofdingang, de graven Diederik Van den Elzas (dat was degene die het Heilig Bloed van het Heilig Land naar Brugge bracht) en zijn zoon Filips.

Wie goed thuis is in onze Vlaamse geschiedenis herkent op de gevel ook nog Johanna en Margaretha van Constantinopel, Gwijde van Dampierre, Filips de Goede, Keizer Karel V en nog een resem middeleeuwse mannen en vrouwen die in onze contreien machtige figuren waren.

Het historisch stadhuis was helaas gesloten. Binnenin bevinden zich heel wat waardevolle, historische kunstschatten. Voor een bezoek aan dit stadhuis komen we later zeker nog eens terug naar Kortrijk.
Dat geldt ook voor de Sint-Maartenkerk, die achter de huizen op de Grote Markt oprijst. Daarbinnen zijn ook heel wat kerkschatten te zien met grote historische waarde.
Maar die dag waren er werken aan de gang, rondom de kerk, waardoor de toegang nogal bemoeilijkt werd. We besloten om ook dat bezoek nog even uit te stellen tot een latere keer.

Tja, wat viel er in Kortrijk dan nog te zien op korte wandelafstand van de Grote Markt ? Ah ja, het begijnhof, natuurlijk.
Maar da’s weer iets voor een volgend logje.

Klokkenluiders.

Het bleef hier weer even stil op deze blog. Dat kwam omdat mijn echtgenote wat extra zorg nodig had. Ze is nog volop herstellende van haar ziekte en ze is nog vrij zwak. Vorige week kreeg ze plots een duizeling en is ze pardoes gevallen. Ze heeft daarbij haar linker sleutelbeen gebroken. Ze zit nu met haar arm in een speciaal verband die haar schouder immobiliseert. Dat moet nu ook 6 weken herstellen, waardoor de verdere behandelingen aan haar darm en galblaas zijn uitgesteld. Het zit haar echt niet mee. Maar ze blijft de moed erin houden.

***

De week ervoor hadden we een uitstapje gemaakt naar Kortrijk, een stad waar alles op korte wandelafstand van elkaar ligt, wat handig is voor Vrouwtjelief.
Toen we thuis vertrokken scheen de zon uitbundig aan een blauwe hemel, al hingen er wel wat dikke, onschuldige stapelwolken in de lucht. Maar naarmate we Kortrijk naderden werd de lucht steeds grijzer en dreigender. Toen we in Kortrijk op de Grote Markt aankwamen was het lichtjes aan het druppelen. We lieten ons daardoor echter niet uit ons lood slaan en besloten om een mini-stadswandelingetje te maken.

Het eerste wat opvalt op de Grote Markt van Kortrijk is de Belforttoren, met aan de ene zijde daartegen aangeleund een oorlogsmonument uit 1927, ter nagedachtenis van de gesneuvelde Kortrijkzanen in de Eerste Wereldoorlog.

De toren was vroeger de noordoostelijke toren van de Lakenhalle, die gebouwd werd in 1411. In de 16e eeuw verloor de Lakenhalle haar functie en omstreeks 1550 werd rondom de toren huizen gebouwd met een gemeenschappelijke binnenkoer. Die huizen werden later nog eens herbouwd, maar in 1899 werden ze finaal gesloopt en bleef de belforttoren alleen achter.

Het Belfort en de huizen er omheen in 1897.

Ik zoemde met de telelens in op de torenspits. Daar staat het vergulde beeld van de Romeinse god Mercurius. Bij de Romeinen was dat de god van de handel en in de oude Lakenhalle werden dan ook heel wat ambachtsproducten verhandeld.
Maar ik was vooral geïnteresseerd in “Manten en Kalle”. Die twee waren van hieruit echter niet te zien.

Daarvoor moest ik naar de andere kant van de toren. Daar zag ik ze hoog op de klokkentoren staan blinken.

Manten en Kalle zijn twee figuren uit een oude volkslegende en staan symbool voor trouwe liefde aan elkaar en aan de stad. Manten slaat op de klok het uur, Kalle het halfuur.
Maar aan deze klokkenluiders hangt nog een ander, merkwaardig historisch verhaal vast. Want Manten en Kalle waren niet de oorspronkelijke klokkenluiders van de stad.

In het jaar 1382 werd de slag bij Westrozebeke uitgevochten, tussen de opstandige Vlaamse steden en de koning van Frankrijk. Bij deze strijd beten de Vlamingen in het zand.
De Fransen waren de vernedering van de Guldensporenslag nog niet vergeten en zinden op wraak. Ze trokken naar Kortrijk om er te plunderen en te moorden.
Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië die meestreed aan de zijde van de Franse koning, liet de belfortklok van Kortrijk naar beneden halen en overbrengen naar Dijon, de hoofdstad van Bourgondië. De klok werd er bekend als “Le Jacquemart“,” wat uitgroeide tot de algemene benaming voor een klok met mechanische poppen, en staat nog steeds op de Notre-Damekerk van Dijon.

De oorspronkelijke klokkenluiders van Kortrijk, op de Notre-Damekerk van Dijon (foto Wikipedia)

(wordt vervolgd)

Hoge kraters. (2/2)

Na ons bezoek aan het Museum Hooge Crater in Ieper, maakten mijn Vrouw en ik een wandeling langs de velden achter het museum. Ons doel was het “kraterbos” dat op ongeveer anderhalve kilometer afstand van het museum ligt. Dat leek ons voor Vrouwtjelief, die nog te zwak is om lange wandeling te doen, net haalbaar. Aanvankelijk ging de weg zelfs lichtjes naar beneden, waarna het weer “vals plat” bergop ging.
Na zo’n halve kilometer kwamen we bij “Barak De Vinck”.

Toen Baron Gaston De Vinck in 1919 naar hier terugkwam en zag dat zijn kasteel door de gevechten tijdens de oorlog, met de grond gelijk was gemaakt, bouwde hij voor zichzelf en zijn familie een betonnen noodwoning.

Baron De Vinck en zijn gezin voor zijn betonnen noodwoning, omstreeks 1920.
Foto : www.hoogecrater.com


Deze noodwoning is bewaard gebleven en gerestaureerd. Je kan het huis afhuren om er je vakantie in door te brengen. Alles is er voorzien, maar je moet er rekening mee houden dat alles er nog is zoals in 1919. Zo is er geen leidingwater en geen elektriciteit. Je leeft er zoals men dat deed in 1919. De ideale manier om te onthaasten.

Toen we aan Barak De Vinck waren, kon Vrouwtjelief plotseling niet meer verder. Ze had haar krachten blijkbaar overschat. Ze besloot om hier op mij te wachten op een bankje. Nadat ik had beloofd om spoedig terug te zijn, liet ik mijn vrouw achter (foei) en zette ik de wandeling alleen verder. De weg ging nu wat steiler de hoogte in. Algauw kwam ik in open terrein en zag ik in de verte het kraterbos liggen.

Ik bevond mij hier op de zogenaamde “Bellewaerde Ridge“. Deze uitgestrekte gronden behoorden vroeger toe aan Baron De Vinck. Hier stond ooit de “Bellewaerde hoeve“, waarnaar het befaamde pretpark is genoemd. De hoeve zou hebben gedateerd uit de 14e eeuw.

In 1915 bevonden de Britse troepen zich in en rondom de Bellewaerde hoeve. Op 2 juni 1915 slaagden de Duitsers erin om de hoeve te veroveren, nadat ze een week ervoor een gasaanval hadden uitgevoerd. De gevechten bleven hier aanhouden, geen van beide legers boekten enige terreinwinst.

De weg bleek voor een ongeoefend wandelaar, zoals ik, toch wel een kuitenbijter, maar na anderhalve kilometer wees een pijl naar een zijdelingse aardeweg die recht naar het kraterbos toeliep.

Zo zag dit bos eruit, anno 1915.

In dit bos liggen nog steeds elf mijnkraters. Op 25 september lieten de Briiten mijnen ontploffen onder de Duitse stellingen. Tegelijk voerden ze een grote tegenaanval uit en slaagden er zelfs in om de Bellewaerde hoeve te heroveren. Maar de tegenaanval draaide uiteindelijk uit op een desastreuze mislukking. Door de vele beschietingen werd de Bellewaerde hoeve uiteindelijk tot puin herleid.
Behoedzaam ging ik op verkenning in het bos.

Algauw stuitte ik op een mijnkrater. De foto hieronder is niet zo geslaagd. Door het spel van licht en schaduw is de diepte van deze krater op de foto niet waar te nemen. Maar het was echt wel een grote , diepe put die voor mij lag. Afdalen in de put durfde ik niet, want dan zou ik er waarschijnlijk nooit ofte nooit meer zijn uitgeraakt.

Ik volgde nog een tijdje het bospad, vond nog een tweetal minder diepe kraters en raakte daarna een beetje mijn oriëntatie kwijt. Plots stond ik terug naar de rand van het bos.
Vanaf deze heuvelrug hadden de Duitsers een panoramisch zicht op de Britse linies. Daarom waren deze heuvels van strategisch belang. Maar door het feit dat beide legers hier drie jaar lang vast zaten en er voortdurend gevechten waren, werd dit landschap tijdens de Eerste Wereldoorlog helemaal verwoest.

Het kasteel van Baron De Vinck werd later nooit meer heropgebouwd. In 1953 zou de baron een deel van zijn gronden, hier twee kilometer vandaan, verpachten aan Albert Florizoone, die er een dierentuin zou oprichten onder de naam “Safari Bellewaerde”, de voorloper van het huidige pretpark.

Maar tijdens de Eerste Wereldoorlog was op deze heuvels weinig pret te beleven. Een foto in het Museum Hooge Crater, toont de helse toestanden die hier toen heersten. We zien gewonde Britse soldaten, die niet werden achtergelaten, maar geëvacueerd naar iets veiliger oorden.

Maar Ik had mijn vrouw achtergelaten ! 😮 Oeps ! Ik was haar niet vergeten natuurlijk, ik had alleen eventjes (heel eventjes maar) niet meer aan haar gedacht. Hoog tijd om op mijn stappen terug te keren.
Bij de Barak De Vinck vond ik haar goed en wel terug. Samen gingen we daarna nog een lekker hapje eten in café/bistro “De Hooge Crater”, alvorens terug huiswaarts te keren.

Bron :
www.hoogecrater.com
http://www.inventaris.onroerenderfgoed.be

Hoge kraters. (1/2)

Vorige week donderdag hadden we nog een mooie nazomerse dag. Vrouwtjelief en ik wilden van die gelegenheid gebruik maken om een uitstapje te doen. We besloten om, voor de eerste keer sinds haar ziekte, een beetje verder weg van huis te gaan. We reden naar de Westhoek. We hielden halt aan het “Hooge Crater Cemetery” in Ieper, een Brits militair kerkhof zoals er in deze streek tientallen zijn.
Amper 100 meter verderop lag het pretpark Bellewaerde, maar daar gingen wij niet naartoe. Ons doel was de kapel die aan de overkant van de weg stond en die reeds lang geen kapel meer is.

Hier stond ooit het “kasteel ’t Hooge” dat sinds 1851 in handen was van de adelijke familie De Vinck. Maar in 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en werd hier zeer hevig gevochten. Baron Gaston De Vinck zag zich genoodzaakt om samen met zijn gezin te vluchten.
Toen hij in 1919 terugkwam, zag hij dat zijn kasteel met de grond gelijk was gemaakt. In 1927 liet hij, op de plaats waar het kasteel stond, een kapel en een schooltje bouwen.

Maar eind jaren ’70 werd in het schooltje gestopt met lesgeven door een tekort aan leerlingen. In 1992 kocht de familie De Smul de gebouwen, die ze restaureerden en er het Museum Hooge Crater in onderbrachten.

Dat museum wilden wij vorige donderdag wel eens bezoeken. Maar eerst dronken we nog een latte macchiato op het gezellig terras van het gelijknamig café dat door dezelfde eigenaars van het museum wordt uitgebaat.

Het museum zelf zit volgestouwd met authentiek oorlogsmateriaal dat in deze streek werd opgegraven en verzameld. Een uitgebreide collectie aan wapens, uitrustingen en foto’s, tentoon gesteld achter glas in levensgrote reconstructies van oorlogstaferelen.
Enkele sfeerbeelden.

Indrukwekkend waren ook de ontelbare obussen die achter een ijzeren hek in een grote nis waren opgesteld.

Er waren ook enkele kamertjes ingericht in de stijl van 1918 waar allerlei kaders en spullen uit die tijd waren bijeen gebracht. Antiek en vooral authentiek materiaal die iedere verzamelaar van oudheidkundige hebbedingen zou doen watertanden.

Na ons museumbezoek maakten wij nog een wandeling. We trokken achter het museum de velden in, op zoek naar de echte hoge kraters. Daarover vertel ik volgende keer meer.

Bron :
www.hoogecrater.com
http://www.inventaris.onroerend.erfgoed

De kunst van het drukken / 18

Wat vooraf ging

Deel 18 / Het finaal overzicht.

Met een beetje heimwee naar de drukkersstiel, heb ik in deze blogreeks geprobeerd om de geschiedenis van de drukkunst te schetsen.
De verandering der tijden bracht door de eeuwen heen in de drukkerswereld steeds nieuwe uitdagingen met zich mee waaraan men het hoofd moest bieden en waarvoor men telkens oplossingen moest bedenken. Het is wonderbaarlijk om vast te stellen hoe het menselijk vernuft er iedere keer weer in slaagde om de drukkunst aan te passen aan de nieuwe tijden en nieuwe noden.
Een beknopt overzicht.

Het begon allemaal bij Bi Sheng, een Chinese ambachtsman die omstreeks het jaar 1040 op het idee kwam om aparte letters in spiegelbeeld te gaan uitsnijden in kleinere houten blokjes en deze dan samen te voegen tot een volledige tekst. Hij kon toen niet vermoeden dat hij één van de belangrijkste basis uitvindingen uit de menselijke geschiedenis had gedaan.

In de 15e eeuw was er Johannes Gutenberg, de edelsmid uit Mainz in Duitsland, die de houten letters door loden letters verving. en het systeem verbeterde en werkbaar maakte.
Daarna speelden de pioniers van de lage landen een voortrekkersrol in de drukkersstiel, maar het was Christoffel Plantijn die in Antwerpen, als een ware topmanager, in de 16e eeuw het ambacht omvormde tot een economisch winstgevende nijverheid.

In den beginne illustreerden etsers en graveurs de uitgegeven boeken. Maar driehonderd jaar later kwam de fotografie. Weer een nieuwe uitdaging voor de drukkers. Iemand kwam op het idee om de zwart-wit foto’s om te zetten in een raster van puntjes van verschillende grote en zo de optische illusie te creëren dat men alle grijswaarden tussen wit en zwart kon waarnemen. Je maakte er een koperen of loden cliché van en je kon de foto in één kleur afdrukken.

Intussen waren de eerste kranten verschenen. Maar de handzetters die de artikels letter per letter moesten zetten, konden het tempo niet volgen. Daarom werd de Linotype uitgevonden, een regelzetmachine waarmee men volledige regels in één keer kon zetten en waarbij heet, vloeibaar lood in matrijzen werd gespoten. Dat deze machines een aanslag pleegden op de gezondheid van de mensen die ermee moesten werken, was iets waar men toen nog niet wakker van lag.

Later kwam Heidelberg. Dit Duits bedrijf leverde degel- en cilinderpersen en was erin geslaagd was om deze te perfectioneren en gebruiksvriendelijker te maken en de druktechnologie naar een hoger niveau te tillen. Wat drukpersen betreft werd Heidelberg dé referentie.

In de Lithografie of steendruk, een aloude drukkerstechniek, paste men het principe toe van water dat vet afstoot. Dat principe lag later aan de basis van de offset-techniek, waarbij men de stenen had vervangen door een aluminium plaat voorzien van een lichtgevoelige coating. Deze gloednieuwe techniek bracht in de jaren ’60 en ’70 een ware kentering teweeg in de grafische sector. Loden letters, zettafels en oude typopersen gingen op de schop.

Samen met de offset-techniek deed ook de reprografie zijn intrede, waarbij de lay-out van de te drukken pagina’s gebeurde via plak- en knipwerk met schaar, mesjes, tape, afdekverf en penseel.
Er werden ook nieuwe zettechnieken ontwikkeld, aanvankelijk erg experimenteel met ponsbanden en zo.
De techniek van de offset-druk zorgde voor heel wat nieuwe mogelijkheden. Zo kwam er onder meer de quadrichromie of vierkleurendruk, waarmee men perfect kleurenfoto’s kon afdrukken.
Weer was een nieuw hoofdstuk in de geschiedschrijving van de drukkunst begonnen.

Maar lang zou dat hoofdstuk niet duren. Want aan het einde van het vorige millennium werd de wereld digitaal. Microsoft en Apple Macintosh brachten de ultieme oplossing voor de tekstzetters. De reprografie-afdelingen werden opgedoekt en vervangen door computers. De vooruitgang was niet meer te stoppen.

De volledig automatisch gestuurde drukpersen van vandaag zijn in niets meer te vergelijken met de oude degel- en cilinderpersen van weleer. Digitale printers leveren reeds grote oplagen en perfecte drukkwaliteit af. Stilaan komt ook de artificiële intelligentie om de hoek kijken. Misschien moet de grootste omwenteling in de drukkunst nog komen ? Dat is iets waaraan men ook een hele blogreeks zou kunnen wijden.
Maar dat laat ik graag over aan de bloggers van de toekomst. 🙂

De hele reeks over de kunst van het drukken verzamelde ik op één pagina van deze website. Een link daar naartoe kan je vinden in het menu in de linker kolom.

Monumentale bomen. (2/2)

Mijn vriend Manu en ik waren aan het Kasteel van Nazareth om aldaar enkele waardevolle bomen te bekijken, die door hun ouderdom en geschiedkundige waarde, terecht als erfgoed kunnen worden beschouwd.

Aan de aanpalende Deinzestraat kan men een aantal prachtige lindendreven zien. Deze dreven werden aangelegd rond het ”Meulenaarskasteel’, een ander kasteel dat hier ooit in de nabijheid stond, maar in verval kwam en in 1974 onder de sloophamer ging. De lindendreven bleven echter behouden.
De dreven komen al voor op een kaart uit de 18de eeuw. De afgestorven bomen zijn in de loop der jaren vervangen door nieuwe exemplaren, maar in de dreven staan nog steeds 18de-eeuwse lindes. 

Verschillende rechte en straalsgewijze ingeplante dreven aan de noordzijde van het kasteeldomein verbinden de kerk en de omliggende dorpsstraten met het kasteel. In de 125 meter lange dreef die vanaf de kasteeltoegang in de richting van een kapelletje loopt staan 26 “opgaande eiken”.

De bomen reiken metershoog alsof ze de dreigende regenwolken willen tegenhouden.

Na een pittige regenbui, maakte ik gebruik van het waterige zonlicht dat door de wolken kwam priemen om enkele sfeervolle foto’s te maken.

Ikzelf maakte foto’s voor de erfgoedbank en deze blog, maar de meest bijzondere bomen van Nazareth werden ook in beeld gebracht door twee echte fotografen (Raïs De Weirdt en Koen Willaert).
Zij deden alle voorbije seizoenen, en telkens er een mooie lichtinval was haasten zij zich naar de plek waar de bomen staan om er het perfecte beeld te maken. Dat resulteerde in een boek, waarvoor het historisch wetenschappelijk onderzoek werd gedaan door Manuel Vandenabeele (Manu voor de vrienden 🙂 ).


Bron : Erfgoedbank Leie & Schelde
inventaris.onroerenderfgoed.be