Van den vos Reynaert. (2/4)

Het beeld in het Romain De Vidtspark in Sint-Niklaas heeft me geĂŻnspireerd tot het maken van een kleine blogreeks over Reynaert de vos.
“Van den vos Reynaerde” is een satirisch verhaal over dieren met erg menselijke karakters. Het zijn vooral de kleine kantjes van het “mensdom” waarmee in dit verhaal de spot wordt gedreven. Een verhaal dat ons, ook in onze hedendaagse tijd, een spiegel voorhoudt.

Dit is de eerste regel uit “Van den vos Reynaerde”, geschreven in het Middelnederlands. En dat is toch wel een merkwaardige regel. Vrij vertaald in modern Nederlands betekent het : “Willem die Madoc maakte en daar dikwijls van wakker lag”.
In de eerste regel van het verhaal stelt de schrijver zichzelf voor, wat in de middeleeuwen absoluut niet de gewoonte was. Hij zegt van zichzelf dat hij Willem heet en de Madoc maakte. De Madoc was een eerder werk dat Willem schreef. Maar van dat boek is geen letter bewaard gebleven. Hoe dat komt weet men niet, maar mogelijks was de Madoc een verboden boek over occulte zaken. Dergelijke boeken kon men in de middeleeuwen maar beter niet in zijn bezit hebben.

Hoe dan ook, deze Willem moet een zelfbewust persoon zijn geweest die een goede opleiding had genoten. Want hij gebruikte in zijn verhaal over Reynaert, dat gelukkig wel bewaard is gebleven, vaak Latijnse frases. Bovendien is de Reynaert gebaseerd op een oeroud frans verhaal, dat hij op superieure wijze heeft bewerkt. Hij moet dus ook kennis hebben gehad van het frans. Bovendien moet hij goed geweten hebben hoe het middeleeuws rechtssysteem in elkaar stak, want het verhaal over Reynaert gaat in wezen over een rechtsgeding.

De enige plek waar Willem in die tijd zo’n opleiding kon hebben genoten was in een klooster. In het verhaal van Reynaert komen heel wat plaatsnamen van kleine gehuchtjes in het Waasland voor, die toen alleen bekend waren bij de plaatselijke bevolking.
In het gehucht “Klein-Sinaai”, nu een deelgemeente van Stekene, stond vroeger de abdij van Boudelo. Deze werd in het jaar 1578 volledig verwoest door Gentse Calvinisten.

Onderzoekers hebben achterhaald dat halfweg de 13e eeuw een zekere Willem van Boudelo hetzij als lekenbroeder, hetzij als monnik (dat is niet helemaal duidelijk) verbonden was aan deze abdij. De man was tevens klerk in dienst van Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen. Deze Willem zou de Reynaert geschreven hebben op verzoek van de gravin. Mogelijks zijn de avonturen van Reynaert toespelingen op toestanden die zich voordeden binnen de abdijmuren gedurende de periode van 1240 tot 1260.

Abt van de abdij van Boudelo
(bestand UGent)
Margaretha van Constantinopel

Maar niets van dat alles is met zekerheid geweten en misschien is ook niets wat het lijkt, want met de streken van Reynaert de vos weet je maar nooit.

(wordt vervolgd)


Geraadpleegde bronnen :

http://www.canonvanvlaanderen.be
http://www.literatuurgeschiedenis.org
www.historiek.net
http://www.literairecanon.be
Wikipedia
Illustraties: publiek domein

Van den vos Reynaert. (1/4)

Ergens op het internet had ik gelezen dat de stad Sint-Niklaas in 2023 aangeduid is als voorzitter van het “land van Reynaert”. Dat heeft te maken met het middeleeuwse epos â€śVan den vos Reynaerde”. Het is een verhaal dat bekend is over heel West-Europa, maar de bakermat ervan ligt in het Waasland, in de streek rond Sint-Niklaas.
Dat was de reden waarom wij in Sint-Niklaas van de Grote Markt afzakten naar het Romain De Vidtspark, waar Reintje de vos prominent aanwezig is.

We kwamen het park binnen via de ingang van het kasteel Walburg, dat ietwat verscholen lag in het groen. In de 16e eeuw liet ene Willem van Waelwijck deze waterburcht bouwen en noemde het naar zijn vrouw Walburgis.

Het kasteel en het parkdomein werden in 1949 aangekocht door de stad Sint-Niklaas en opengesteld voor het publiek. Na de dood van burgemeester Romain De Vidts in 1975 kreeg het park zijn naam.

Net voorbij de waterpartijen rondom het kasteel stond een mooie kiosk.

En zo kwamen we vanzelf bij de Foto-tentoonstelling in openlucht rond Reynaert. Verscheidene fotoclubs uit de streek sloegen de handen in elkaar om vanuit hun eigen perspectief Reynaert en zijn streken te vereeuwigen en hun foto’s in dit park te tonen aan het publiek.

Maar een beetje verder, in mooi hoekje van het park, heeft Reynaert een heus standbeeld gekregen. Het dateert van 1958 en is van de hand van Albert Poels. Het is gebeiteld uit roze zandsteen, afkomstig uit de streek van Mainz.

In heel wat steden en gemeenten zijn sculpturen en kunstwerken, met Reynaert de vos al thema, te bewonderen. Al zeker in het Waasland en het Meetjesland. Maar deze vind ik persoonlijk een van de mooiste. Het laat listige Reynaert zien die met krokodillentranen afscheid neemt van het hof van koning Nobel. Maar zijn spits rechtopstaande oren verraden dat hij andere plannen heeft. 

Ik herinner me dat, toen ik nog op de schoolbanken zat, wij het hele verhaal van Reynaert moesten lezen in de lessen Nederlands. Niet in de originele rijmvorm, maar in een aangepaste, modernere versie voor de jeugd. Ik weet nog dat ik toen reeds begeesterd was door dat intrigerend verhaal over de sluwe schelm Reynaert.
Over Reynaert de vos valt heel wat te vertellen. Daarom ga ik er in de volgende postjes nog even door op dit onderwerp.

De (heel) grote markt.

De voorbije weken had ik wat problemen met mijn ogen en zag ik alle letters op mijn computerscherm wazig en dubbel. Maar na een bezoek aan de oogarts die beginnende katarakt vaststelde en een nieuwe, aangepaste bril op mijn neus, kan ik eindelijk weer iets op deze blog posten.

Zo waren Vrouwtjelief en ik onlangs in de stad Sint-Niklaas beland. Het was lang geleden dat we daar nog geweest waren. Heel wat steden in Vlaanderen hebben een plein dat “de Grote Markt” heet. Maar in Sint-Niklaas hebben ze echt wel een grote markt. Een héél grote markt.

Op de Grote Markt van Sint-Niklaas staat het stadhuis. Het werd in neogotische stijl gebouwd tussen 1876 en 1878. Pas in 1904 kreeg het belfort van het stadhuis ook een beiaard.

Het stadhuis van Sint-Niklaas is, denk ik, eveneens de residentie van Sinterklaas, wanneer hij in het land is.

Maar aan deze Grote markt staan nog meer interessante historische gebouwen. Het rode gebouw bijvoorbeeld, rechts op de foto hieronder, is het oudste gebouw dat dateert uit de 16e eeuw. Het was tot het einde van de 18e eeuw de zetel van het hoofdcollege van het Land van Waas, wat destijds de hoogste instantie van de streek was.
Momenteel is op het gelijkvloers een herberg gevestigd en op de verdiepingen zijn er bedrijfskantoren.

Het gebouw links ernaast is het Postgebouw uit 1902. Het postkantoor is inmiddels verhuisd en nu is het gebouw ingenomen door een callcenter.

Wat verder, aan dezelfde kant van de Grote Markt staat de “Cipierage” uit de 17e eeuw (foto hieronder). Het is een voormalige gevangenis. Het verhaal gaat dat in de Cipierage de gevangen werden opgesloten op zolder. Ze werden in “muiten”, een soort van kooien, omhoog gehangen. Een beetje zoals een vogel in een kooi.
Later deed het gebouw dienst als museum en bibliotheek. Momenteel is de dienst toerisme van de stad erin ondergebracht.

Links ernaast staat het Schepenhuis, ook wel Parochiehuis genaamd, eveneens uit de 17e eeuw. Oorspronkelijk was hier de zetel van de Vierschaar gevestigd tot de Franse overheersers er in 1796 een stadhuis van maakten. Nu zijn er kantoren van verschillende stadsdiensten in gehuisvesd. In de nis van de dakkapel staat een Sint-Nicolaasbeeld uit 1867.

We kwamen ook voorbij de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het interieur van de kerk moet de moeite waard zijn, maar helaas was de kerk potdicht en stond bovendien in de steigers. Het 6 meter hoge, vergulde Mariabeeld bovenop de 50 meter hoge toren was van beneden nauwelijks te zien. Maar gelukkig had ik mijn telelens bij waarmee ik kon inzoemen op “Miet Vergult”, zoals het beeld hier in de volksmond wordt genoemd.

Vanaf daar liepen wij om de Grote Markt heen naar het Romain De Vidtspark, hier niet zover vandaan. Nu ja, we liepen niet, we kuierden naar het park. Het lopen lieten we over aan deze drie.

In dat park gingen we op zoek naar Reynaert de vos. Maar da’s iets voor een volgend postje.

Dwars door de Scheldemeersen.

Héél lang geleden postte ik geregeld iets op deze blog, maar toen werd Vrouwtjelief erg ziek en geraakte ik zelf ook wat in de lappenmand, waardoor veel dingen aan de kant werden geschoven.
Maar nu zijn we allebei aan de beterhand en kunnen we stilaan ons normale leven terug opnemen. En zo dacht ik eraan om weer eens iets op de blog te posten. Iets over mijn wandeling van vorige week, bijvoorbeeld. Toen had ik zin om eens flink de benen te strekken. Dat was ook al heel lang geleden. Vrouwtjelief, die nog herstelt van een zware operatie, zag dat zo niet zitten. Dus ging ik in m’n eentje op stap.

Aan het jaagpad langs de Schelde in Nazareth, een gemeente halfweg tussen Gent en Oudenaarde, zijn er twee wandelroutes die dwars door de Scheldemeersen lopen : de “vlinderroute” en de “rupsroute”. Aangezien ik al lang geen dartele vlinder meer ben, koos ik voor de “rupsroute”, de kortste en de gemakkelijkste. Beide routes starten aan de aanlegsteigers, net voorbij de fabrieksgebouwen van een industriĂ«le maalderij.

Hier kon ik aan mijn lentewandeling beginnen. “Lente” is een groot woord, het was behoorlijk frisjes, amper tien graden en hier aan het water waaide een stevige bries die me koude rillingen bezorgde. In de lucht dreven dikke wolken die soms dreigend kwamen opzetten, maar het bleef gelukkig de hele namiddag droog.
Eerst moest ik nog een eindje het jaagpad langs de schelde volgen. Aan mijn rechterkant keek ik uit over de Schelde en aan mijn linkerkant had ik al een mooi zicht op de uitgestrekte Schelde meersen.

Wat verder, via een rudimentair trapje kon ik het jaagpad verlaten. Zo was ik ook meteen verlost van de talrijke wieltoeristen die me aan een vliegende vaart voorbij zoefden.

Een aardeweg leidde me de Scheldemeersen in, weg van de bewoonde wereld. Wat was het hier stil en rustig. Je hoorde er enkel de vogeltjes kwetteren. Talrijke konijntjes huppelden hier rond, maar voor ik ze op foto kon vast leggen waren ze weer verdwenen in het struikgewas. Het zou al helpen als zo’n beest ook eens vijf seconden stil wou zitten.

De talrijke knotwilgen in deze weilanden trotseren al eeuwenlang de beukende winden die over deze vlaktes waaien. Maar nu blies de wind toch wat zachter dan daarnet aan de Schelde.

Geheel onverwacht botste ik op enkele grote vijvers of waterplassen. Een mooi natuurgebied dat echter, zoals een bord en een omheining met prikkeldraad aangaven, op privaat terrein lag en verder niet toegankelijk was voor een doordeweekse wandelaar.

Een visje vangen zat er dus voor mij niet in. Dan maar weer verder langs de Scheldemeersen. Iets verderop trof ik uitgestrekte en netjes onderhouden weiden aan, die duidelijk ook privaat eigendom waren. Paarden of koeien graasden er niet. Ik vermoed dat daarvoor de velden er nog iets te nat en te drassig bijlagen.

Ik volgde verder mijn pad dat aan de ene kant afgebakend was door een overwoekerde sloot.

De sloot ging uiteindelijk over in een diepe beek die, voor zover ik kon nagaan, de Moerbeek heet. Daar veranderde de veldweg plots in een een oerdegelijke, Vlaamse kasseiweg. Eentje waar ze in Roubaix stikjaloers zouden op zijn.

Dit stuk van de wandeling liep door landbouwgebied. De kasseiweg volgde evenwijdig de Moerbeek, met ongeveer om de vijftig meter een brugje langs waar de boeren hun akkers kunnen bereiken.

De kasseiweg hoefde ik niet te blijven volgen. Algauw moest ik links afslaan en ging de route terug de velden in. Dit was een lastig stuk van de wandeling omdat hier mijn voeten bij iedere stap die ik deed, diep wegzakten in de drassige grond.

Na ruim een kwartier door het zompige gras te hebben geploeterd kreeg ik eindelijk vaste grond onder de voeten. Een met grint verharde aardeweg kronkelde zich verder langs meersen en ontelbare knotwilgen.

En dan kwam ik ineens op een open terrein terecht en zag ik de Schelde terug opdoemen.

Een smalle wegel leidde me van hier terug naar het jaagpad, nabij de aanlegsteigers, waar ik mijn wandeling begonnen was.

De laatste kilometers van mijn wandeling waren moeizaam verlopen en kwam ik amper nog vooruit. Hoog tijd dat ik wat meer aan mijn conditie werk. Hopelijk komt binnenkort de lente er helemaal doorheen. Vanaf dan kan het alleen maar beter gaan.

(Alle foto’s zijn aanklikbaar om te vergroten)

Alweer een jaartje erbij.

Ik kom even langs, hier op deze blog, om blogvrienden een gezond en voorspoedig 2023 toe te wensen. Laten we hopen dat het een vredevol en vreugdevol jaar wordt.
Vrouwtjelief is intussen aan de beterhand, na een lange, moeilijke periode vol gezondheidsperikelen. Maar ze heeft nog enkele lastige maanden voor de boeg.
Zelf ben ik ook een beetje op de sukkel met allerlei lichamelijke kwaaltjes. Een mens wordt er nu eenmaal niet jonger op en het lijkt wel alsof zo’n jaar steeds sneller voorbij gaat.
Deze blog staat al enkele maanden op een laag pitje. Ik vrees dat het nog een tijdje zo zal blijven. Maar hopelijk duurt het niet meer erg lang voor er hier weer wat meer leven in de brouwerij komt. 🙂

Een klein stukje hemel.

We waren, Vrouwtjelief en ik, van de Grote Markt in Kortrijk naar het begijnhof gewandeld. Daarvoor hoefden we eigenlijk enkel maar een straat over te steken.
Reeds in het jaar 1241 namen de eerste begijntjes hier hun intrek om er een vroom en celibatair leven te leiden en zo hun hemel te verdienen. Dit begijnhof werd gesticht door Johanna Van Constantinopel, gravin van Vlaanderen. De 41 huisjes dateren uit de 17de eeuw.

We waren hier ook in september van 2020. Toen was het lekker nazomers weer, met slechts enkele schapenwolkjes aan een blauwe lucht. Maar toen waren hier ook volop restauratiewerken aan de gang en werden de kasseien in de straatjes van het begijnhof heraangelegd.

Nu waren de restauratiewerken afgerond en lagen de kasseien er netjes en gloednieuw bij. Maar nu hadden we een grijze lucht waaruit wat lichte regen viel.
Een mens kan niet alles hebben in het leven.

Het begijnhof van Kortrijk is al meermaals, hier en op andere blogs, uitgebreid besproken. Dat hoef ik nu niet meer te doen. Maar het begijnhof is bij alle weersomstandigheden altijd goed voor enkele pittoreske plaatjes.

De lichte regen en een fris windje waren amper de moeite waard om te vermelden, maar zorgden er toch voor dat wij na enige tijd er nat en verkleumd bijliepen. Vrouwtjelief rilde van de kou.
Gelukkig is er in het begijnhof het voormalig huis van de Grootjuffrouw, dat is ingericht en wordt uitgebaat als koffie- en eethuis. Van zodra we de deur openstaken kwam de geur van koffie en vers gebakken pannenkoeken ons tegemoet. Het was er knus en gezellig warm. Kortom, een klein stukje hemel op aarde.
We hadden het verdiend.

Dat was voorlopig het laatste uitstapje die ik, samen met mijn vrouw, heb gedaan. Vrouwtjelief is inmiddels terug thuis uit het ziekenhuis. Door nieuwe verwikkelingen van haar ziekte heeft ze nu ook blijvende diabetes gekregen. Daardoor moet ze zich, bovenop de andere ellende, ook nog dagelijks en voor de rest van haar leven insuline inspuiten. Nu maar hopen dat de ziekte niet nog meer onaangename verrassingen in petto heeft.